2. MUNITIEVERBRUIK BIJ DE MITRAILLEURS
door
N. J. M. A. HUIJSMAJNTS,
Kapitein der Infanterie.
(Met een bijlage, los bijgevoegd).
In het Oct.nr. van het I.M.T. van 1936 is een formule aangegeven,
waarmede op eenvoudige wijze kan worden berekend, welke de
munitieinzet zal dienen te zijn om een doel, dat met mitrailleur-
vuur zal worden bestreden, te vernietigen of neer te drukken.
Hoewel de toepassing van bedoelde formule zeer groote ver
eenvoudiging met zich brengt, kleeft er toch nog het bezwaar
aan, dat er „gerekend" dient te worden. Teneinde aan dit nadeel
te ontkomen is een nomogram samengesteld, met behulp waarvan
men in staat is, met enkele eenvoudige manipulatiën, onmiddellijk
den munitieinzet te bepalen in gevallen, waarbij een treffer
percentage van 33 wordt geëischt.
Het monogram bestaat uit een viertal schaaldragers nl. B, D,
P, A en een hulpdrager (H).
Op den eersten en tweeden schaaldrager (B en D) zijn verdee
lingen aangebracht, welke verdeelingen verband houden met de
breedte en de diepte van een doelenterrein (uitgedrukt in meters)
op den vierden schaaldrager zijn verdeelingen aangebracht, welke
aangeven den afstand van de mitrailleuropstelling tot het doelen
terrein (uitgedrukt in hm), terwijl de derde schaaldrager ver
deelingen heeft, vermeldende de in te zetten munitiehoeveelheid
(uitgedrukt in banden)
De hulpdrager is geplaatst tusschen den eersten en tweeden
schaaldrager.
Op welke wijze wordt nu de munitieinzet bepaald Eerst dient
te worden opgemeten de breedte (B) en de diepte (D) van het
doel (beide afmetingen uit te drukken in meters). Vervolgens
worden verdeelingen van den eersten en tweeden schaaldrager
opgezocht en wel op den eersten schaaldrager de verdeeling, welke
overeenstemt met het aantal meters, dat het doel breed is, en
op den tweeden schaaldrager de verdeeling, welke overeenkomt
met het aantal meters van de doeldiepte. De twee gevonden
verdeelingen worden met behulp van een liniaal a.a. verbonden.
Deze verbindingslijn zal den hulpdrager (H) in een punt snijden.
288