gestelde afstand dient dus met dit bedrag te worden verminderd [tb meer, afstand minder, (l°/oo elevatie wijzigt de dracht metmeter)]. Voor het bepalen van de terreinhoekfout op de vorenomschre- ven wijze is slechts één enkele nauwkeurige meting voldoende, mits deze een springpunt betreft, dat in de verticaal van het inschietpunt gelegen is. Men zou bijv. even goed van de toevallige omstandigheid gebruik kunnen maken, dat van een in de nabijheid van het doel staanden boom de top, dan wel de markante bovenkant van eenig ander daar ter plaatse aanwezig terreinvoorwerp, voor den ondercommandant zichtbaar is. In dat geval meet de 0;C. (c.q. één der stukken) den terreinhoek op van het markante terreinpunt en bepaalt de B.C., welk bedrag dit boven het doel gelegen is. (Men vergelijke in dit verbandV.S. Art. I pt. 106, luidende„De terreinhoek kan worden bepaald a. door meting uit de batterij (bij voorkeur);" Hoewel men mag aannemen, dat het gemiddelde spt. op den gehalveerden afstand der vorkgrenzen boven het inschietpunt zal vallen, is het als gevolg van de spreiding uitgesloten, dat zulks met een enkel springpunt het geval zal zijn. Hieraan toegevoegd, dat men bij waarneming rechtuit de lengteligging van hooge sptn. als regel niet zal kunnen beoordeelen, zal men dus de terrein hoekfout op grond van eenige nauwkeurig waargenomen lagen dienen te bepalen, hetgeen overigens geen verlies beteekent, aan gezien de vuurleider, wanneer hem nog géén of onvoldoende gegevens betreffende de buizen ten dienste staan, dit aantal tóch noodig zal hebben om zich in dit opzicht de vereischte zekerheid te verschaffen. Samenvatting. I. Bij waarneming rechtuit zal men, zoodra door een hoogte verschil tusschen vuurleidingspost, batterij en inschietpunt de betrekking (teen belangrijke waarde aanneemt, met het optreden van verschilzichten bij de sph.meting rekening moeten houden. II. Wanneer in dat geval, nog niet over voldoende gegevens omtrent den toestand der buizen wordt beschikt, zal het inschieten niet met uitsluitend aanslagen mogen plaats vinden, doch dient alsdan in het bijzonder naar het bereiken van een laag springpunt te worden gestreefd. IH. Beschikkende over een boussolehoekmeter, waarvan de miswijzing van den terreinhoekmeter nauwkeurig bekend is, zal de ondercommandant den vuurleider in ieder stadium van het vuur de werkelijke springhoogte kunnen verschaffen. 311

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 53