„geregeld". (Vooral deze laatste bepaling heeft bij den recalcitran- ten generaal Von Steinmetz heftig verzet uitgelokt). Franschen. Het is niet aan twijfel onderhevig, dat NAPOLEON III om uit zijn politieke binnenlandsche moeilijkheden te komen, de behoefte had aan eenig krijgssucces. Echter wilde hij wel de „quelques galantes batailles" waarvan de due De Gramont sprak, om daarna vrede met Pruisen te sluiten en als dank het Rijnland te aanvaarden, maar zeker niet den beslissenden oorlog, welke nu zijn deel werd. Hij zag daarbij over 't hoofd, dat men wel een oorlog kan uitlokken en voor de eigen weermacht een be perkt en weinig agressief doel stellen, maar dat men 'svijands opvatting van de voor het conflict meest gewenschte oplossing niet in de hand heeft. Het Fransche leger werd gegroepeerd in 3 legers Armé d'Alsace (om Strasbourg)1 en 7 C.A. Armee de la Moselle (om Metz), 2, 3, 4 en 5 C.A. Armée de Chalons, Garde en 6 C.A. Alle korpsen stonden rechtstreeks onder den Keizerwel had ieder leger ook nog een commandant (armée d'Alsace Mac Mahon, armée de la Moselle: Bazaine), doch deze com mandanten behielden gelijktijdig het bevel over hun eigen korps (resp. 1 en 3 C.A.) zoodat hun positie tweeslachtig was, en geen organiek legercommando was gevormd. Waarom men als kernpunten voor den strategischen opmarsch Strasbourg en Metz had gekozen, welke 150 km van elkander zijn verwijderd, is niet te verklaren. Zij het dan, dat deze plaatsen vestingen waren, en groote uitrustingsmagazijnen herbergden. Maar waar bij het voorgenomen offensief de beide legers moesten samenwerken, waartoe het Moezelleger naar Strasbourg zou mar- cheeren (7 dagen), eischte deze concentratie al van huis uit een week vertraging. De plaatsing van het derde leger in Chalóns, op 150 km achter Metz, is nog onbegrijpelijker. 's Keizer NAPOLEON's aanvalsplan was nu, om bij Maxau (de tegenwoordige Rijnhaven van Karlsruhe) den Rijn te over schrijden aldus vermijdde hij na rivieroverschrijding de moeilijke defilé's van het Schwarzwald en trok midden tusschen de op 30 km uiteengelegen vestingen Germersheim en Rastatt door. Daarna zouden de Zuidduitsche staten tot medewerking met Frankrijk worden gedwongen, en was de sterkteverhouding der tegenstan ders ten gunste van Frankrijk gekeerd. Uitvoerbaar was het plan wel, echter onder voorwaarde dat men den vijand in snelheid van concentratie vóór was. Was dit niet het geval, en dat had men dienen te weten, dan was het geheele plan een luchtkasteel zonder eenige lijn van realiteit. 359

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 13