3. EENIGE BESCHOUWINGEN OVER DEN VERBINDINGS
DIENST IN HET ALGEMEEN EN OVER DE ORGANISATIE
VAN DE INFANTERIE-VERBINDINGEN
IN HET BIJZONDER (I)
door
G. W. J. VAN WALRAVEN,
Kapitein der Genie.
Alvorens tot een beschouwing van de infanterie-verbindingen
wordt overgegaan, willen wij eerst nagaan, welke taak aan den
verbindingsdienst in het algemeen moet worden gesteld.
Daartoe wordt in eerste instantie de aandacht gevestigd op de
goede gewoonte om de „verbindingen" vaak in één adem te
noemen met „verband"
Als voorbeelden kunnen bijv. worden genoemd het Fransche
voorschrift„Instruction provisoire sur la liaison et les transmis
sions en campagne", uitgave 1934, en ons A.T.V. I (uitgave 1935),
dat in Hoofdstuk I onder G een verhandeling geeft over „verband
en verbindingen". In het volgende zal de onverbreekbare samen
hang tusschen „verband" en „verbindingen", welke vooral tot
uiting komt naarmate de in beschouwing genomen troepenafdee-
ling grooter wordt, nader worden verduidelijkt.
Onder „verband" wordt volgens art. 46 (1) van het A.T.V. I
verstaan
Het verband wordt van de zijde van de troepenleiding (dat is
van hoog naar laag) gelegd, door het geven van bevelen, instruc-
tiën, verslagen, enz. aan de onderdeelen.
Bevelen bijv. bevatten de regeling voor de uitvoering van de
uit het besluit van den commandant voortspruitende handelingen
en leggen daarbij de vereischte samenwerking in tijd en ruimte
tusschen de onderdeelen en diensten vast. In de daarvoor in
aanmerking komende bevelen zal men dan ook o.m. aantreffen
380
„Een door een samenstel van maatregelen verkregen toestand, waarin
„de doelmatige samenwerking tusschen de troepenleiding en de troepen,
„alsmede tusschen de troepen onderling verzekerd is".