1. Alle in eenig garnizoen zich voor dienstneming aanmeldende personen worden, zoodra zij door den keurenden geneesheer zijn geschikt bevonden, ingeënt of heringeënt. Recruten, die niet in een garnizoensplaats zijn aangenomen en derhalve zijn gekeurd door een gouvernements- of burgerarts, zoomede alle vrouwen en kinderen van nieuw aangenomen recruten, zullen bij aankomst in het eerste garnizoen worden ingeënt of heringeënt. De gezaghebbenden, die aangenomen recruten naar hun eerste garnizoen opzenden, zullen op de marschorder aanteekenen den datum van inënting van ieder der daarop reizende recruten dan wel de aanteekening stellen, dat de betrokkene nog niet is ingeënt. Bij het korps waarbij de recruten worden ingedeeld zal dan het verder noodige moeten worden verricht. 2. In het bij de korpsbescheiden behoorende ziektenboekje worden de noodige aanteekeningen gesteld omtrent plaats gehad hebbende inëntingen en herinëntingen. Blijkt daaruit, dat de betrokken militair na afloop van het aan te gaan reëngagement langer dan zes jaren ongerevaccineerd zoude zijn, dan wordt hij bij het aangaan zijner nieuwe verbin tenis gerevaccineerd. Aan de plaatselijk (militaire) commandanten wordt opgedragen, om in overleg met de plaatselijk eerstaanwezende officieren van gezondheid, voor de toepassing der hiervoren aangegeven bepaling het noodige te verrichten. Nr. 59 der bundel oude Orders voor den Militair Geneeskundigen Dienst, welke later werd ingetrokken en vervangen door den Order voor den Militair Geneeskundigen Dienst Nr. 117 van 15 September 1917 geeft naar aanleiding van hoogergenoemde Al gemeene Order voorschriften omtrent de wijze van enten, die hier echter als minder terzake doende buiten beschouwing kunnen blijven. In de uitgave 1926 der Verzameling Algemeene Orders is de vermaarde Algemeene Order 1904 Nr. 44 vervallen, omdat de voorschriften betrekking hebbende op de (re-) vaccinatie tegen de pokziekte, met eenige intusschen noodzakelijk gebleken wij zigingen, die echter geen verandering brachten in het eenmaal ingenomen standpunt ten aanzien van de noodzakelijkheid van vaccinedwang voor het beroepsleger, sinds 1926 zijn opgenomen in de H.V.B., welk voorschrift in dat jaar het levenslicht aan schouwde en waarvan thans de derde, tot en met het 10e wijzi gingsblad bijgewerkte, herdruk is verschenen. b Hygiënische Voorschriften en Bepalingen, Uitgave 1926, blz. 54 e.v. 402

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 56