Hoe dit ook zij, voor beide partijen was het telegram een steen des aanstootsde Franschen puurden er eene beleediging en kwetsing uit van hun nationale eer, de Pruisen lazen er uit, dat Frankrijk aan hun land en Koning eischen stelde, welke niet alleen onaannemelijk waren, maar welke blijkbaar slechts ten doel hadden om op oorlog aan te sturen. Het telegram was inder daad een diplomatiek meesterstuk. Reeds den 14 Juli 1870 kwam daarop in St. Cloud de minister raad bijeen onder voorzitterschap van den Keizer en werd tot den oorlog besloten1) des avonds te 18.00 gingen de mobilisatie bevelen uit. Den 15 Juli werd de Pruisische mobilisatie bevolen. Den 19 Juli overhandigde de Fransche gezant aan Von Bis marck de Fransche oorlogsverklaring. 2. De beide tegenstanders. Bij de behandeling van den oorlog van 1866 bleek reeds, dat Von Moltke's leiding zich in hoofdzaak deed gevoelen bij de voorbereiding van den eigenlijken strijd. In 1870 kwam dit nog sterker tot uitdrukking, omdat toen een nog grooter aantal stra tegische eenheden geleid diende te worden. Legers van eenige honderdduizenden strijders zijn niet meer direct aan te voeren. NAPOLEON I achtte een leger van 100.000 man wel de grootste macht, welke door één veldheer nog goed kon worden aangevoerd. Juister schijnt het om bij deze uitspraak in plaats van een getal sterkte aan strijders het aantal groote tactische eenheden te noemen, omdat het hierbij toch gaat om het aantal instanties, dat van bevelen moet worden voorzien en geleid, terwijl stijging van dit aantal boven een zekere grens ook het gevechtsterrein zoo uitgebreid doet worden, dat van directe leiding door één veldheer moeilijk nog sprake kan zijn. (In 1870 bleek bij het Duitsche He leger, dat het aanvoeren van 9 bevels eenheden te zwaar was.) Wij leggen hierop den nadruk, omdat het begrip „veldheer" in den loop der tijden sterk is veranderd, en de moderne veldheer, van een aanvoerder van legerscharen op het slagveld, is geworden een voorbereider van den te voeren oorlog, die de opleiding en de instructie der troepen leidt, de organisatie opbouwt en de vorming van reserves verzekert, de weermachten der eventueele vijanden bestudeert en nauwgezet waarneemt, die de plannen voor de strategische operatiën ontwerpt en den strategischen 351 b Opgemerkt zij nog, dat de Min. van Buitenl. Z. De Gramont vóór hij zijn befaamde verklaring in het Parlement aflegde en daarmede feitelijk den oorlog aankondigde, aan den Min. van Oorlog had gevraagd of het leger voor den strijd gereed was waarop hij als antwoord kreeg „archiprêt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 5