werden geacht, de toevoeging van cholera-vaccin aan het typhus-
vaccin werd gestaakt. Aangezien de cholera zich echter in 1927
weder op verschillende plaatsen in den Archipel vertoonde, werd
door den legercommandant beslist, dat bij de jaarlijksche her
inentingen instede van typhus-vaccin, wederom gemengd typhus-
cholera-vaccin zou worden aangewend.
Naar onze meening verdient het geen aanbeveling in een land
dat, zooals Nederlandsch-Indië, omringd is door talrijke cholera-
besmette havenplaatsen, ook al is het geruimen tijd volkomen
vrij gebleven van deze ziekte, de prophylactische vaccinatie
daartegen te staken. Vooral in oorlogstijd, wanneer van een be
hoorlijke functie der quarantaine-diensten geen sprake meer kan
zijn en de tegenstander, als hij tenminste zelf behoorlijk gevac
cineerd is, geenszins moeite zal doen de cholera uit onze havens
te weren (integendeel), is het gevaar voor import dezer moord
dadige ziekte niet denkbeeldig en een behoorlijke immuniteit
voor ons leger van het allergrootste belang.
De noodzakelijkheid van prophylactische inenting tegen bacil
laire dysenterie, die chronisch-endemisch in den Archipel heerscht,
behoeft o.i. geen verder betoog.
Tenslotte nog een enkel woord over het tetanus-anatoxine
der Franschen, dat den laatsten tijd, vooral van militair-medische
zijde, en o.i. terecht, zich in een bijzondere belangstelling ver
heugt. Wegens het relatief zeldzame voorkomen van tetanus onder
gewone maatschappelijke verhoudingen, is het niet te verwachten,
dat massale vaccinatie tegen deze ziekte bij een burgerbevolking
ooit noodig zal zijn, bij een strijdend leger met zijn enorm groot
aantal verwondingen is dat echter anders. Men denke slechts aan
de vele tetanusgevallen, welke ondanks alle voorzorgen in het begin
van den wereldoorlog, toen de strijd zich bewoog door de sterk
bemeste akkergebieden van Noord-Frankrijk, zijn voorgekomen.
Het anatoxine bewerkt een actieve immuniteit voor den tijd van
een jaar en het is zonder meer duidelijk van welk een groote
beteekenis dit voor een oorlogvoerend leger kan zijn. In den loop
van 1936 heeft het Fransche ministerie van nationale verdediging
bepaald, dat iedere soldaat verplicht kan worden zich tegen teta
nus te laten vaccineeren, evenals zulks reeds tegen pokken en
typhus het geval was. Het verplichtend stellen van de vaccinatie
tegen tetanus, hetwelk thans voor het Fransche leger wettelijk
gesanctionneerd is, geschiedde op grond van de gunstige resultaten
van een onderzoek betreffende het effect der vaccinatie met
anatoxine door een commissie van deskundigen uit de „Academie
de Chirurgie". Naar wij ons uit de desbetreffende literatuur
meenen te herinneren, hadden dergelijke inentingen op kleinere
schaal en met locaal karakter echter sinds 1927 reeds plaats in
het Fransche leger. Het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger
heeft voor wat betreft de verplichte massa-vaccinatie tegen tetanus
409