nochtans de onbetwistbare primeur, daar bereids met ingang van 1
April 1935 was bepaald, dat al onze militairen met typhus-cholera-
dysenterie-vaccin zouden worden ingeënt, waaraan een hoeveelheid
tetanus-anatoxine was toegevoegd.
Ten onzent is in tegenstelling met Frankrijk de verplichte
anatetanus-vaccinatie echter niet bij eene wet, doch slechts
reglementair geregeld.
Wij zijn hiermede aan het einde van onze beknopte beschou
wingen gekomen. De waarde der vaccinatie voor de burgerbevol
king is slechts zeer terloops in beschouwing genomen, misschien
wel ten onrechte, want de vroegere opvatting, dat een oorlog een
strijd tusschen legers beteekent, waarbij de burgerbevolking niet
rechtstreeks betrokken is, is zoo langzamerhand obsoleet ge
worden.
Wanneer een leger gemobiliseerd wordt en te velde trekt, heeft
de aanvoerder op twee fronten te strijden, nl. tegen den zicht
baren vijand en tegen den onzichtbaren, die zich uit door ziekte
en verslapping. De laatste veroorzaakt tot op den huidigen dag
de grootste verliezen, heeft in den loop der eeuwen menig grootsch
opgezet veldtochtsplan doen mislukken nog vóór dat er behoorlijk
aanraking met de tegenpartij verkregen was. De eenige uitzon
dering daarop is het Italiaansche leger in den Abbessijnschen
oorlog geweest, een illuster voorbeeld van wat een goede medische
verzorging, zelfs onder de schijnbaar ongunstigste omstandigheden
weet te bereiken.
Men zij er van doordrongen dat de preventieve geneeskunde
bij een leger te velde belangrijker is dan de behandelende, omdat
zij de grootste verliezen voorkomt en de physieke en moreele
gesteldheid van den soldaat op het peil der gevechtsvaardigheid
houdt. De prophylactische inentingen tegen pokken, typhus, cho
lera, dyfeentari'e en tptanuis behooren tot onze krachtdadigste
preventieve middelen en zijn even onmisbaar als de oorlogswerk
tuigen, die goeddeels de gevechtswaarde van een onderdeel be
palen.
Wij hopen in het voorgaande het goed recht aangetoond te
hebben van dwangmaatregelen t.a.v. de vaccinatie in het leger,
doch tevens de moeilijkheden, welke men bij een bepaalde
geestelijke instelling, welke nog steeds in grooten kring heerscht,
op dit gebied ontmoet.
410