412 II. Verrichtingen tijdens den oorlog bij het leger. Bij het uitbreken der vijandelijkheden dacht niemand dat de „Service Géographique" een rol van eenige beteekenis zou spelen. De operatieplannen waren gebaseerd op een bewegingsoorlog en in verband daarmede meende men, dat de werkzaamheden zich in hoofdzaak zouden beperken tot den aanmaak en de distributie van kaarten. Het leek voldoende om daarvoor bij het „Grand Quartier General" en bij eiken „Etat-Major d'Armée" een 2-tal „Officiers Cartographes" in te deelen. Deze vormden met een zeer bescheiden ondergeschikt personeel de „Bureaux Cartographiques d' Armée". Om direct te kunnen voldoen aan de aanvragen had elk „Bureau Carto- graphique" de beschikking over een camion automobile met reservekaarten aanvulling van dezen voorraad had plaats uit de centrale distributieplaats te Parijs. Daarnaast waren de „Officiers Cartographes" belast met het bijhouden van de operatiekaarten, waarop de eigen en vijandelijke posities werden aangegeven, terwijl ze ten slotte de bij de staven benoodigde terreinschetsen moesten vervaardigen. Na den slag aan de Marne zetten de Duitschers zich vast in loopgraven, die weldra door draadversperringen worden beschermd; de Fransche infanterie wordt tot staan gebracht door het vuur van een vijand die het terrein merkwaardig goed gebruikt om zijn posities te verbergen. Over 't algemeen zijn de Duitsche stellingen onttrokken aan direct gezichthun batterijen zijn verdekt opgesteld, slechts enkele verraden zich door rook- en vuur- verschijnselen. De Fransche artillerie is niet in staat om de talrijke, meestal onzichtbare, doelen onder werkdadig vuur te nemen het is duidelijk dat, zcowel voor de veldartillerie als voor de zware stukken, die men uit de versterkte plaatsen naar het front heeft gebracht, andere schietmethoden moeten worden gevolgd. En waar de toestand analoog is aan die bij een belegeringsoorlog dringt zich de noodzaak op om de daarbij voor de artillerie geldende beginselen ook aan het front toe te passen. Men moet dus zijn toevlucht nemen tot het schieten op de kaart, doch daarvan is slechts resultaat te verwachten als de batterijen worden voorzien van de daarvoor benoodigde hulpmiddelen en gegevens en als de doelen op hun juiste plaats op de kaart bekend zijn. In de eerste plaats moest dus beschikt worden over de juiste topografische gegevens van alle voor de artillerie van belang zijnde punten. Het bestaande triangulatienet was zeer ijl en bevatte dus voor dat doel veel te weinig vaste punten. Het was dus zaak dat net te verdichten met de overige gewenschte punten en daarna de coördinaten dier punten te berekenen. Om deze dichte triangulatie over het geheele front d.i. 800 km uit te voeren, werden opgericht de „Groupes d' Execution des Canevas de tir", weldra genoemd „Groupes de Canevas de tir"; deze werden toegevoegd aan de staven der legers doch waren voor de technische uitvoering van hun taak verantwoordelijk aan den „Général Directeur du Service Géographique" (gén. de div. Bourgeois). Ze werden geformeerd uit de hiervoor genoemde ingenieurs van den hydrografischen dienst der marine en officieren die vóór de° mobilisatie tot de „Service Géographique" hadden behoord en kregen de opdracht om aan de hand van de gegevens der bovenbedoelde verdichte triangulatie over het geheele front („Canevas d'ensemble voor de artillerie kaarten samen te stellen op 120.000 („Canevas de tir waarop o.m. zou moeten voorkomen een rechthoekige kilometerruiteering, de nulpunten der zware batterijen, de georiënteerde richtingen en de ligging der doelen. De metingen moesten worden uitgevoerd met de theodolietwaar geen driehoeksnet kon worden gelegd (zwaar begroeide, geaccidenteerde ter reinen zonder uitzicht) kon worden gebruik gemaakt van polygoonmetingen. Bij de uitwerking deed zich echter de onvoorziene moeilijkheid voor dat de voor de Fransche stafkaarten gebezigde Bonne-projectie ongeschikt bleek

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 66