413 om met juistheid de topografische bewerkingen voor de voorbereiding van het vuur uit te voeren. Bij deze equivalente projectie worden nl. de hoeken en de afstanden meer vervormd naarmate men zich verder van de coör dinaatassen (voor de Fransche stafkaarten de meridiaan van Parijs en de raaklijn aan de parallel van 50° N.B.) verwijdert1). Nadat verschillende oplossingen waren overwogen, werd overgegaan tot de invoering van de kegelvormige conforme projectie van Lambert met den oorsprong op 55° N.B. en 6° W.L. De daarmede gepaard gaande berekeningen - uitgevoerd door de rekenaars van de „Section Géodésique" te Parijs waren eind 1915 gereed. Zooals boven gezegd, moesten de „Canevas de tir" worden voorzien van een km-ruiteering dit werd weldra ook voorgeschreven voor alle andere bij de artillerie in gebruik zijnde kaarten en later voor alle topografische kaarten. Op de daaraan verbonden voordeelen behoeft hier thans niet meer te worden gewezen. Nadat de batterijen voorzien waren van de instrumenten en andere be- ncodigdheden om de topografische gegevens te kunnen benutten, moesten ze dus in staat zijn om zelf alle voorbereidingen voor het afgeven van het vuur te kunnen treffen. Het bleek echter alras dat, behoudens eenige van de stellingartillerie afkomstige officieren, de batterij officieren de ver strekte instrumenten niet konden behandelen en de vereischte eenvoudige topografische opnemingen niet konden verrichten, zoodat de officieren van de „Groupes de Canevas de tir" dikwijls genoodzaakt waren om zelf in het terrein de voor de vuurvoorbereiding noodzakelijke manipulaties uit te voeren. Daarvoor waren de „Groupes de Canevas de tir" niet bestemd en hadden ze geen tijd, vooral niet bij talrijke stellingveranderingen tijdens een offensief. Nadat tevergeefs bij verschillende „Groupes" gedetailleerde instructies ten behoeve van de batterij-officieren waren opgemaakt, werd eindelijk (Novem ber 1916) door den opperbevelhebber overgegaan tot de instelling van .„Cours d' officiers orienteurs d' artillerie"2). Deze „Cours" werden gehouden in centrale punten achter het front door het personeel van de „Groupes de Canevas de tir". Zoodoende werden in totaal 720 artillerieofficieren ■opgeleid, die hun kennis verder bij de batterijen verspreiden. Voorts werd door de „Service Géographique" in Maart 1917 een „Manuel de 1' officier orienteur d' artillerie" samengesteld, in Mei 1917 gevolgd door een „Sup plément". In dezelfde maand werden ten slotte de gedurende ruim 2 jaar bij de „Groupes de Canevas de tir" opgedane ervaringen definitief samen gevat in een „Instruction sur la constitution des Canevas d' ensemble", welke op de volgende hoofdzaken dén nadruk legt le. het oprichten van markante, gemakkelijk te herkennen signalen het net moet zich uitstrekken tot 10 km achter de voorste linie in de zone der batterijen (2 6 km achter de voorste linie) moet minstens 1 signaal per km aanwezig zijn 2e. het op den grond vastleggen van georiënteerde richtingen, zooveel mogelijk langs de wegen of naderingsloopgraven ze worden aangegeven met soliede, gemerkte en genummerde piketten, waarvan de plaats ten opzichte van omringende vaste punten nauwkeurig is opgemeten 3e. het verzamelen van de coördinaten der sub le en 2e bedoelde punten in registers, die een gedetailleerde beschrijving van alle signalen en rich tingen bevatten benevens schetsen van hun silhouet (signalen) en verdeeling over het terrein (richtingen) voorts wordt daarin aangegeven Om deze reden is voor Indië de Bonne-projectie verlaten voor een kegelvormige conforme (polyeder) projectie. 2) De periodieke detacheering van enkele artillerieofficieren bij de Her zieningsbrigade te Bandoeng beoogt een overeenkomstig doel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 67