Het Pruisische veldleger, versterkt door de contingenten van den Noord-Duitschen Bond, telde 16 legerkorpsen, met een totaal van 584.000 strijders. Bovendien nog ruim 200.000 man aanvul lingstroepen en ruim 200.000 man bezettingstroepenhet geheel meer dan een millioen man sterk. En die sterkte bestond niet alleen op papier, maar was aanwezig in goed bewapende, uitge ruste en afgerichte troepenkorpsen. „Les honnêtes gens sont si rares, qu'il faut „s'habituer a s'en passer quand on gouverne „les hommes." Suworow. Het Fransche leger werd aangevoerd door Keizer NAPOLEON III, die als Chef van den Staf den minister van oorlog, maréchal Leboeuf, aan zich toevoegde. Het was een noodlottige vergissing, dat de Keizer juist op den oorlogsminister zijne keuze deed vallen, omdat nu bij den aanvang der mobilisatie het ministerie van leider verwisselde. Waar in Frankrijk het gansche mobilisatie apparaat over het ministerie van oorlog leidde, en niet zooals in Duitschland de legerkorpsen als een zelfstandig lichaam mobiliseerden, moest de organisatie nu zeker te kort schieten. Keizer NAPOLEON III, de zoon van LOUIS NAPOLEON en HORTENSE, was een ziekelijk en zwak man, die van zijn grooten oom slechts den naam, doch van zijn vader de zwakheden had geërfd. Tot het Keizerrijk geroepen na het parlementaire regiem van LOUIS PHILIPPE, een gouvernement van corruptie en aanbidding van den mammon derhalve, was NAPOLEON III 353 „mando van het Ie leger, mede ten gevolge van den voor een deel „niet gewilden strijd bij alle drie legers, en voorts door de erkenning „dat Moltke zich ook sedert den 15 Augustus niet begrepen zag door „het He leger, in hoogste instantiën een zoodanigen graad bereikt, dat „een zielegrootheid, een veldheersgrootheid, rust en bezonnenheid van „Von Moltke noodig waren, om in dezen chaos van willen en kunnen „zijn groote idee de voorloopig bereikte scheiding der beide vijande lijke legers eerst te handhaven en daarna tegenover Bazaine door „een zuidelijke omtrekking rond Metz de binnenlijnen te bereiken, „te behoeden tegen de haar bedreigende gevaren. „Daar behoorden mede toe diè tact, dat vertrouwen in eigen kun- „nen, de vaderlandsliefde en de zeldzame energie van Molkte's geest, „om tusschen de machtige langs elkander wentelende molensteenen „niet te worden vermorzeld, en het eigen denkbeeld toch door te „zetten. In deze uren streed en worstelde niet alleen een veldheer „bij Gods Genade met mannen, die niet zoo ruim zagen, maar ook „een held in karaktersterkte, moed, daadkracht, geduld en ootmoed, „tegen ijdelheid, „historische" grootheid, populariteit en anciënniteit, „en daarneven aan zijn Koninklijken Heer verknocht. Men kan wel „zeggen, dat ieder ander reeds over deze moeilijkheden zou zijn „gevallen. Wie dit in 'toog houdt en naast de militaire ook de men- „schelijke zijde, alsmede positie en aanzien van zekere personen daar- „bij betrekt, zal tot de slotsom komen, dat Moltke als veldheer en „mensch nimmer grooter was dan toenmaals, toen hij niet zoo werd „begrepen, als hij met reden verwachtte".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 7