428 middelen, welke thans veelal als een afzonderlijk 5de of 6de wapen worden beschouwd, zullen over niet al te langen tijd geheel zijn opgenomen in de inf. en art., welke beide wapens echter eveneens meer en meer naar elkaar toe groeien. Dat bovenstaande meeningsuiting, welke v.w.b. de overkapping veel waars bevat, niet geldt voor de interne organisaties, wordt wel bewezen door den alom waarneembaren en door de noodzaak ingegeven drang naar spe cialisatie. Deze noodzaak wordt in de A.R. Jan. door kap. Seiderer (Zu~ sammenwirken zwischen Artillerie und Infanteriebetoogd m.b.t. de art. voor rechtstreekschen steun. Den toestand in het D. leger beschouwend, geeft S. aan, dat alleen de bij.cdtn. zijn geoefend in het gevechtsschieten. Normaal blijven zij op hun hd.wgp. en durven het vuur niet uit handen te geven aan de hp.waarnemers (jonge luitn. of wmn.), die, in voorste lijn, als regel de zoo zelden beoefende vuren cnder groote wg.hoeken zouden moeten afgeven. De oudere luitn. kunnen niet worden ingeschakeldin het gunstigste geval treden zij op als ber.off., doch deze taak is niet te vereenigen met die van waarnemer. Tenslotte zijn de vb.middelen onvol komen in de radiotf. dient men geen oplossing te zien, daar haar gebruik geen geheimhouding toelaat. S. stelt dan de vraag, waarom de bediening van het inf.geschut wèl goed is. Het antwoord is te vinden in organisatie, oefening en wijze van optreden het inf.gs. hoort thuis in de inf., beoefent slechts één zaak en werkt met korte vbn. Om hetzelfde te bereiken, moet de art. voor rechtstreekschen steun meer naar voren, dient zij haar veel zijdigheid los te laten en vaker te oefenen met de inf., terwijl door alle offn. die hebben blijk gegeven, de eenvoudige schoolvuren onder de knie te hebben, vaak en veel met scherp moet worden geschoten, vooral onder groote hoeken. Aansluitende op de artikelen van gnl. Challéat en gnl. Lugand (zie I.M.T. '36 blz. 1087 en '37 blz. 247) verklaart luit.-kol. Rousseau zich in Batteries d'accompagnement (R. d'Art. Jan.) een tegenstander van organieke indeeling van art. bij de inf. Een tweetal der genoemde motieven, t.w. dat de inf.-art. niet over organisaties beschikt, welke haar inlichtingen ver schaffen, terwijl haar geschut door karakter en eigenschappen tot de art. blijft behooren, maakt duidelijk, hoezeer de uitgangspunten van de betoogen van S. en van de beide generaals verschillen. Ter staving van zijne rede neering wijst S. nog op de huidige It. organisatie welke gnl. Rouquerol aanleiding geeft, in La Fr. Mil. van 16 Maart (La batterie d'infanterie) te wijzen op het practisch reeds bestaan van een overeenkomstige oplossing in het Fr. leger, met name in Alpenbrign. en de cav.divn. In het nr. van 31 Jan. van hetzelfde blad betoogt deze S. in Vaccompagnement, dat de oorlogservaring de noodzakelijkheid heeft aangetoond, projn. met een springlading van 5 kg te bezigen, weshalve hij een pleidooi voert voor de wederinvoering van de uit de Fr. organisatie verdwenen art. légere puissante van 150 mm T(ranchée), welke tijdens den wereldoorlog tot de art. behoorde. Luchtdoelartillerie. In D.W. 3 wordt in het literatuuroverzicht de paradox gelanceerd, dat de ld.art. naarmate zij volmaakter wordt, minder doelen zal afschieten. S. treft een vergelijking met de op de D. kusten opgestelde ku.art., welke, zonder een schot te lossen, door haar aanwezigheid den vij. op een afstand hield. Zoo dient ook het rendement van de ld.art. niet alleen te worden afgemeten naar het aantal neergehaalde vlgn., doch mede naar den ver leenden indirecten afweer. In Flakartillerie für Ortsverteidigung (Luftwehr Dec.) worden Zweedsche inzichten weergegeven. Naast het noemen van eenige algemeene en vrijwel alom aanvaarde richtlijnen, geeft S. aan, dat ook voor de lu.vdd. van objecten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 82