Nu had dit alles nog wel kunnen worden ingehaald, als men den tijd had kunnen vinden om na de mobilisatie de weermacht voor haar taak verder geschikt te maken. Maar Von Moltke, die van den toestand van het Fransche leger zeer goed op de hoogte was, heeft wel zorg gedragen dat de strijd vlot verliep: 4 Augustus grensoverschrijding, 18 Augustus Gravelotte en St. Privat, 2 Sep tember Sedan, waarmede het geregelde leger derhalve buiten geding was gebracht. Maar dat het volk weerbaar genoeg was en bij deugdelijke voorbereiding en goede leiding betere resul taten had kunnen bereiken bewijst wel het krachtige verzet daarna bij Paris en in de provincie (armée de l'est, armée du nord, en armée de la Loire), dat nog tot half Januari 1871 kon worden volgehouden. Hoe dit ook zij, bij de mobilisatie stelde het Fransche leger 8 legerkorpsen op, elk van 2 tot 4 inf. divisiën en 1 cav. div. sterk, 25 inf. divn. en 8 cav. divn. vormende, te zamen ongeveer 427.000 man tellende, waarachter nog 87.000 man aanvullingstroepen en 157.000 man bezettingstroepen. In aantal was het Fransche leger dus wel zwakker dan het Duitsche, al dient men in aanmerking te nemen, dat niet of althans voorloopig niet het geheele Duitsche veldleger voor de actie in Frankrijk kon worden bestemd. 3. De operatieplannen. Der gewoonte getrouw had Von Moltke een mogelijke operatie tegen Frankrijk al gedurende verscheidene jaren voor den oorlog laten bestudeeren en de gegevens daarvan in opvolgende, steeds verder uitgewerkte memories neergelegd. Wij zullen die niet alle opsommen (de oudste is van 1857), doch slechts eenige grepen doen uit de laatste memorie winter 1868/69 waarbij Von Moltke's aanteekening' „Auch 1870 gültig". In deze memorie hield Von Moltke rekening met een vijandige houding van Oostenrijk en behandelde hij de vraag tegen welke der beide vijanden, Frankrijk of Oostenrijk, moet men defensief optreden om den anderen offensief tegemoet te kunnen treden De sterke Rijnsteliing maakte het weliswaar mogelijk om met 100.000 man het geheele Fransche leger gedurende 4 tot 6 weken af te werendoch daarvan zou de consequentie zijn, dat de Zuid-Duitsche leden van den Bond, hoewel niet vijandig toch evenmin als medestrijders mochten worden beschouwd, omdat dan hun land aan een Fransche invasie werd blootgesteld. Hier tegenover zou dan staan, dat het Duitsche hoofdleger misschien nog niet met Oostenrijk zou hebben kunnen afrekenen, alvorens de omtrekking van de Rijnstelling door Zuid-Duitschland ernstige afmetingen ging aannemen. Overwoog men echter, dat het verarmde Oostenrijk slechts langzaam zou kunnen mobiliseeren, dan kon men stellig rekenen 355

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 9