„terwijl de beschikking over het III A.K. vorloopig aan den C. „van het II Leger werd ontnomen. Aldus werden zes legerkorpsen Zuidoost van Metz vastgehouden op den dag dat Bazaine trachtte den Gordiaanschen Knoop binnen de vesting door te hakken. Eerst te 10.45 van dezen dag ging van Von Moltke het bevel uit, dat de verzameling op het slagveld van Colombey niet meer noodig was doch voor den 15en Augustus leverde dit herstel weinig nut meer op voor wat betreft het over schrijden van de Moezel door de .drie achtergehouden korpsen van het He Leger. Dit was des te erger, omdat tusschen Von Moltke (het Groote Hoofdkwartier) en Prins FRIEDRICH KARL (Hoofdkwartier lie Leger) een belangrijk verschil in opvatting van den toestand was ontstaan, waarbij laatstgenoemde het verst van de werkelijkheid verwijderd bleek. In den avond van 14 Augustus te 18.00, toen hij nog niets wist van den slag bij Colombey—Nouilly, had de Prins aan zijn korpsen een bevel gegeven voor den 15en Augustus, dat vooral de mogelijkheid van een Franschen aanval ten ZO. van Metz in toog nam; en toen hij Von Moltke's bevel ontving om alle cavalerie naar den weg Metz—Verdun te dirigeeren, voerde hij dit bevel niet uit. Eerst toen hij het bevel van Von Moltke ontving, dat na den slag van den 14en Augustus was uit gegaan (zie hiervoren), beval hij aan één legerkorps (X A.K.) en twee Cav. Brigades om op te rukken naar den weg Metz Verdun, ten einde een zuiver beeld van den toestand vast te stellen. Zijn gewijzigd inzicht, dat Bazaine thans met den meesten spoed (en natuurlijk niet met vier legerkorpsen op één marsch- weg) naar het Westen zou marcheeren, leidde hem er toe om alle korpsen een algemeen Westelijke marschrichting te geven, naar de Maas, ter achtervolging van Bazaine. Von Moltke echter meende, dat Bazaine zich nog West van Metz moest bevinden en n°g althans voor een deel zou kunnen worden opgevangen, als men maar naar het Noorden doorzette. De eenige, die een geheel juist beeld had en gaf van den toestand, was de commandant van het III A.K., de generaal Von Alvensleben, die 15 Augustus te 6.30 aan den Prins meldde „dat hij de Moezel op 15 Augustus wilde overschrijden, omdat „na den slag van 14 Augustus de kans op een aanval ten „Oosten van de rivier was vervallen, en dat het van het „grootste belang was, alle Duitsche krachten ten Westen „van de rivier te brengen". Dankend en zijn energieke opvatting lovend wees de Prins evenwel het voorstel van de hand. Eerst toen verschillende berichten wezen op de aanwezigheid van vijandelijke marsch- colonnes dicht West van Metz, vroeg hij tegen 12.00 machtiging om den 16 Augustus vier korpsen (III, XII, Garde en IV) over 455

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 12