grens de troepen „fithield en zeer gezocht werd door hen, die zich aangetrokken voelden tot activiteit, in tegenstelling met het passieve, geestdoodende bestaan in de garnizoenen in de overige deelen van het rijk, ook thans nog geldt deze omstandigheid onverkort1). Edwardes wist de regeering voor zijn meening te winnen de door hem gevoerde onderhandelingen hadden tot resultaat,dat de Emir in Maart 1855 een voorloopig tractaat sloot. Daarna volg den de gebeurtenissen elkaar snel op nadat de Perzen door hun bedreiging van Beloetsjistan den Khan van dit land in 1854 had- den gedwongen hulp bij Engeland te zoeken, hetgeen vastgelegd werd in een verdrag, waarbij de Indische regeering het recht kreeg te allen tijde troepen in zijn rijk te leggen, idreigden zij Alghanistan met een belegering van Herat, brak onrust uit in Kandahar en werd N. Afghanistan bedreigd met invasies door den konmg van Bokhara en benden Turkmenen. Eind 1856 za« Engeland zich wegens beleediging te Teheran van de Britsche vlag en het optrekken van een Perzisch leger naar Herat het- geen in strijd was met een in 1853 gesloten verdrag, waarbij Perzie afstand deed van alle aanspraken op deze plaats, genood zaakt, den Sjah den oorlog te verklaren waarna een definitieve overeenkomst met den Emir spoedig tot stand kwam. Hierbij waarborgden de Engelschen dezen vorst het bezit van Afghanistan en beloofden zij hem, zich te zullen onthouden van inmenging m de binnenlandsche aangelegenheden. De Emir verklaarde het Britsche bezit te zullen eerbiedigen en Engelands vrienden en vijanden als de zijne te zullen beschouwen. Zoo lang de oorlog met Perzië duurde, waarmede hij zonder voorkennis van Engeland geen onderhandelingen zou voeren, kreeg hij een maandelijksche subsidie van 100.000 roepies en „als gift ineens" 4.000 geweren. Bovendien zouden Engelsche officieren worden toegelaten als helpers in den strijd tegen Perzië dan wel ter controle van een juiste besteding van de verleende subsidie. Zoo was dus Doot Mohammed een bondgenoot geworden van de Engelschen en een eerlijk en trouw bondgenoot ook. Dit bleek in 1857 toen hij tijdens de Mutiny ondanks de vertogen van 467 hebben beteekend, het beleg en de inname van Delhi, de expedities naar Kaboel tijdens den 2den Afghaanschen oorlog en ten slotte, doch bovenal van den tocht van Kaboel naar Kandahar waarbij Lord Roberts, onder loslatmg van alle verbindingen, met 10.000 man in 20 dagen en afstand van 300 mijl aflegde om onmiddellijk daarop slag te leveren, een tocht, welke eenig m de krijgsgeschiedenis mag worden genoemd. Wellicht is hierin een der redenen gelegen waarom wel eens een ver- ge ïjking wordt getrokken tusschen de N.W. grensprovincie en Atjeh, ons N.W. gebiedsdeel. Moge deze vergelijking uit vorengenoemd oogpunt bezien vcdkomei^mank ]U1S bezitten, zooals zal blijken, gaat zij overigens

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 24