vele heethoofden, dat het dè gelegenheid was, om de gehate- Feringhis te verjagen, zich niet mengde in de gebeurtenissen in Britsch-Indië. Bijgevolg hielden ook de grensstammen zich rustig, waardoor het mogelijk werd, een groot deel van de nabij de N.W. grens gelegerde troepen te doen deelnemen aan het dempen van den opstand, hetgeen op het verloop dezer handeling van niet geringen invloed is geweest. Het bondgenootschap met den Emir bleek dus niet te duur te zijn gekocht, integendeel. In 1863 stierf Doot Mohammedhij werd na onderlingen strijd tusschen zijn zonen opgevolgd door Sjer Ali. De onrust, welke het gevolg was van genoemden strijd, miste haar uitwerking niet pp de houding van de grensbevolking. Zoo waren de Engelschen in 186364 genoodzaakt, een expeditie te zenden ter onderwerping van de Mohmands in het gebied tusschen den Indus en de Kaboelrivier. Deze werd in 1868 gevolgd door expedities tegen de Oraksais in Z. Tairah en naar de Black Mountains. Deze laatste, was, zij het indirect, een gevolg van den opmarsch der Russen in Centraal Azië, waar zij in de jaren 186568 Boekhara en Turkestan veroverden, hetgeen de Engelschen noopte, hun daadwerkelijk gezag meer naar het N. in de richting van de Himalaya en Karakoroem uit te breiden. Zich door dezelfde veroveringën bevreesd gevoelende, zocht Sjer Ali nadere aansluiting tot Engeland, dat in 1869 een soort protec toraat verkreeg over Afghanistan, doch overigens de politiek van onthouding van het verdrag van 1856 voortzette. In Beloetsjistan bleef het evenmin rustig. Herhaalde opstanden dwongen de Engelschen telkenmale tusschenbeide te komen, waarna de Khan er in toestemde, dat te Quetta een Engelsche politieke agent werd geplaatst. 1872 was weder een jaar van onrustW. Beloetsjistan sloot zich aan bij Perzië, waarna Quetta door de Engelschen werd bezet. In het N. maakte het optreden van Dawaris en Waziris het zenden van een expeditie naar de Tochi vallei noodzakelijk. 5. 1873—1881. Russische intriges te Kaboel. De Tweede Af- ghaansche Oorlog. De Russen zetten onderwijl hun opmarsch voort en vermeester den in 1873 Khiwa. Sjer Ali, bevreesd voor zijn positie, zond een gezantschap naar Simla, doch daar Engeland sedert 1870 met. Rusland in onderhandeling was over een verdrag (hetwelk nog 468 Zie deze kaart van de N.W. grens. De namen van stammen, plaatsen,, rivieren enz. geven nog al eens aanleiding tot verwarringen niet alleen worden zij in verschillende bronnen anders geschreven, doch vaak ook wordt dezelfde stam enz. met verschillende namen aangeduid, terwijl in vele gevallen de verzamelnaam voor eenige stammen wordt gebezigd voor de aanduiding van één hunner of omgekeerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 25