toentertijd reeds als vrij betrouwbaar worden beschouwd. Een nadeel van dezen weg was, dat zij in Afghanistan nog door den in den winter vrijwel ondoorschrijdbaren Sjoetarg'ardanpas voert. De weg door den Khaiberpas bood het nadeel, dat hij door het gebied van de zeer oorlogszuchtige en ook thans nog niet geheel bedwongen Afridi's loopt. Overigens was het beginpunt dicht bij Pesjawar gelegen, terwijl de weg naar Kaboel redelijk goed was te noemen. De Gomalvallei ten slotte, de vierde der reeds eerder opgesomde toegangswegen, kwam niet in aanmerking daar de beschikbare troepensterkte niet toeliet, in meer dan 3 colonnes op te rukken.1) Op 21 November werd de oorlog verklaard en begon de opmarsch naar Afghanistan in de eerste dagen van December veroverden de Engelschen Jalalabad, den Peiwarpas en Kandahar. Emir Sjer Ali vluchtte naar Turkestan, waar hij op 21 Februari overleed. Zijn zoon Jakoeb Khan, die door zijn vader in de gevangenis was geworpen, werd door de Afghanen in vrijheid gesteld. Hij opende onderhandelingen met het Britsch-Indische gouvernement (waardoor hij bereikte, dat de verdere opmarsch naar Kaboel werd gestaakt), rekte de besprekingen zoo veel mogelijk en zette onderwijl de stammen aan tot strijd tegen de Engelschen. Daar de zware nederlagen, welke dezen in 1842 tijdens hun terugtocht uit Kaboel waren toegebracht, waarbij een deel van hun leger in de Khoerd Kaboel en Djagdalah passen ten O. van genoemde plaats vrijwel werd vernietigd, nog steeds levendig waren in de gedachten der Afghanen en deze tijdens den strijd in December 1878 nog geen enkelen gevoeligen nederlaag hadden geleden, koesterde Jakoeb Khan de gedachte, dat hij ook nu uiteindelijk als overwinnaar uit den strijd te voorschijn zou kunnen komen. In deze hoop gesterkt door de terugkeerende volgelingen van Sjer Ali, legde hij er zich op toe, tijd te winnen en sloot hij op 26 Mei het verdrag van Gandamak. Een der daarin opgenomen bepalingen luidde, dat de Engelschen het recht kregen een missie te zenden naar Afghanistan, terwijl de Emir zich in Britsch- Indië mocht doen vertegenwoordigen. Jakoeb Khan maakte van 470 1) Teneinde een indruk te geven van den omvang van de ingezette troepenmacht zij hier de door Lord Roberts opgegeven sterkte vermeld Peshawar Valley Field Force (gnl. Browne) Kuram Field Force (gnl. Roberts) Kandahar Field Force (gnl. Biddulph) T otaal Offn. Man. Vuur monden 325 15.854 48 116 6.549 18 265 12.599 78 706 35.002 144

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 27