BIJLAGE I. Bepaling van het tijdstip, waarop tot den aanleg Niet op schaal. van nevenassen dient te worden overgegaan. ~~T ~r~ De nevenas wordt van de hoofdas afgetakt op het punt, waar de te verbinden colonne van den marschweg afbuigt (punt A in fig. 1-a) of op een later tijdstip, dus op een dichter bij den vijand gelegen punt (de punten B in de fign. 1-b en 1-c). In het tweede geval (fig. 1-b) wordt het leggen van het stuk AC uitgespaardde lijn BC in fig. 1-a toch moet later nmh als verkortingslijn worden aangelegd. Het lijngedeelte A C behoeft niet te worden gelegd, indien, er voldoende zekerheid bestaat, dat de nevencolonne vóór het punt C niet op tegenstand zal stooten een tweede overweging zou kunnen zijn, dat het lijnvak CD zoo lang moet zijn, dat dit stuk lijn eventueel voor de verbinding infanterie artillerie kan dienen (in voorkomende gevallen). De oplossing in fig. 1-a wordt gekozen, indien een ononder broken verbinding met de nevencolonne noodig wordt geoordeeld de oplossing in fig. 1-b bij den opmarsch in eenige colonnes, waarbij een treffen echter nog niet wordt verwacht. De lijn B—C behoeft niet bepaald van B uit te worden gelegd fig. 1-c geeft aan hoe de nevenas van E uit in twee richtingen kan worden gelegd, waarhij het punt E zoodanig moet worden gekozen, dat het lijnvak EB gereed is vóórdat bij D op den vijand wordt gestooten. De vevenas BCD moet in het algemeen gereed zijn, als de nevencolonne in D op den vijand stoothet punt C moet zoover terugliggen, dat de lijn CD gelegenheid biedt tot het aftakken van assen hij voortgaande ontplooiing. 500 vijand fig. 1-a vijand fig. 1-b vijand fig. 1-c

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 57