II. Demping en spreekbereik op lijnen zonder afleiding en
zonder tusschentoestellen 2):
Hoe kleiner de demping is, hoe grooter de spreekgrens. De
dempings-constante per km wordt bepaald door de gebruikte
draad en de wijze van aanleg (zie de derde kolom van de tabel).
De demping voor een lijnlengte 1 (in km) vindt men uit het
produkt 1 b, waarin b een maatstaf is voor de kwaliteit
van het gesprek. Deze kwaliteit volgt uit onderstaande tabel3)
Elke lijnovergang (bijv. van grondkabel op blanke lijn) en elk
tusschentoestel veroorzaakt een extra demping, evenals afleiding.
De totale demping in een lijn is de som van de dempingen van
de lijnvakken, waaruit zij is opgebouwd, van de tusschentoe
stellen, enz. (4)
509
draaddikte
Demping /S
Spreekgrens in km
Gebruikte draad
per km dub-
bij een demping van
in mm
bellijn in
Neper
2,5 Neper
3,0 Neper
bronsdraad
1,5
0,016
160
190
bronsdraad
2
0,009
280
330
hardgetrokken koperdr.
3
0,005
500
600
idem
4
0,003
830
1000
ijzerdraad
2
0,027
93
117
idem
3
0,019
130
155
idem
4
0,016
160
190
dubbeldraadsche veldka-
bel op palen, ongeveer
0,04
60
idem, op den grond
75
ongeveer,
0,25
10
12
II
kwaliteit van het gesprek
1
uitstekend
2
goed
3
voldoende
4
onvoldoende
5
slecht
Ontleend aan H. Dracht, Nd., Teil II, 15-5-1929, Bijlage 5.
3) Ontleend aan Goetsch, Taschenbuch für Fernmeldetechniker, 5e Auf-
lage (1933), blz. 509.
4) Zie noot (2).