529
Deze gevechtsmethode wordt gekozen, als er niet voldoende krachten voor
een hardnekkige verdediging beschikbaar zijn, of wel wanneer de gevechts
leiding een terreingedeelte slechts voor een bepaalden tijd wil doen
vasthouden.
In gunstig („katnpfwagensicher") terrein, kan het bat. een frontbreedte
van 3 km krijgen. Sterke reserves behoeven in den regel niet te worden
afgezonderd. De drie bataljons van het reg. kunnen naast elkaar optreden.
Wel is echter een beweeglijke reserve noodig van bijv. een compagnie
infanterie op auto's, een compagnie wielrijders, mitrailleurs- en infanterie-
geschut, teneinde een binnendringenden vijand te kunnen blokkeeren.
Op tegenstooten vooral onmiddellijk na het binnendringen moet
men zich voorbereiden. Tegenaanvallen zullen niet worden ondernomen.
Opstelling in de diepte blijft noodig, al zal deze geringer zijn dan bij
de normale verdediging, wegens het ontbreken van een krachtige reserve.
De keuze van de hoofdweerstandslijn zal worden beinvloed door den
eisch het gevecht te kunnen afbreken. Pioniertroepen zullen uitsluitend voor
vernielingen en het maken van hindernissen worden gebruikt, begint de
strijd dan worden de pi. teruggehaald, teneinde met dezelfde werkzaam
heden voor het front van de tweede, achterwaarts gelegen stelling aan te
vangen. Hoofdzaak voor de pi. is het voorterrein „katnpfwagensicher" of
althans „kampfwagenschwierig" te maken.
Mavors Mrt. 1937.
Wij vestigen de aandacht op de toegepaste studie „Het beteugelen van
Woelingen" door kap. U. de Stoppelaar. Deze studie bevat de aanvals-
bevelen van de gevechtsgroep (1 bat.inf., 1 sie.mrt., 1 sie.pi., een pau., 1 bij.
7 vd. mot. en 25 man politietroepen) en van de drie detachementen waarin
de gv.gp. is verdeeld.
Militaire Spectator. Febr. nr. 1937.
Kap. J. G. W. N. Momen komt t.a.v. „Het gebruik van zware inf. wape
nen bij den aanval" tot de conclusie, dat men bij den aanval geen over
dreven resultaten moet verwachten van het vuur der zw. mitrn. de vuur-
steun moet dan in de eerste plaats van de krombaanwapenen komen. S.
wenscht indeeling van lt.mrtn. bij de bataljons en van granaatgeweren
(tegen verticaal gedekte doelen tot op 200 m) bij de tirailleurcompagnieën.
Revue Militaire Générale nr. 3. General Brosse „L'appui de l'infanterie
dans l'offensive en guerre de mouvement".
Iedere verbetering van de bewapening heeft tot doel, de inf. in staat te
stellen haar taak in het gevecht beter te vervullen. Dat is in den aanval
sneller en met minder verliezen vooruit te komen en in de verdediging
zich in zijn stellingen beter te handhaven. S. gaat eerst na tot welke grenzen
de inf. zich zelf in haar aanvallen kan steunen. De loopgravenoorlog is
ontstaan door de verdedigende kracht der autom. vlakbaan inf. wapenen,
waartegen de aanvaller geen voldoend krachtig middel bezat. Het krom-
baanvuurwapen is het geëigende middel voor den steun gedurende den
aanval, maar het projectiel daarvan heeft slechts een plaatselijke uitwerking,
de plaatsen van de vij.autom.wapenen zijn slechts bij benadering bekend.
Het neutraliseeren van een terreingedeelte kost meer munitie dan over
het gevechtsveld kan worden opgevoerd. Daarom kunnen de inf.mortieren
slechts tot taak krijgen, doelen te bestrijden, waarvan de ligging voldoende
nauwkeurig bekend is. Een vuurbasis van mitrn. bij den aanval kan slechts
steunen gedurende den tijd, dat de aanv.inf. niet vooruit gaat, tenzij het
terrein de bestrekendheid van de baan te niet doet. Bovendien heeft het
indirecte vuur, dat bij de vuurbasis toepassing moet vinden, met projec
tielen, waarvan de trefpunten niet zijn waar te nemen, niet een zoodanige
juistheid, dat doelen in de nabijheid van de voorste aanvallende troepen