2. DE BRITSCH-INDISCHE N.W.GRENS door M. D. SCHAAFSMA, le Luitenant 'der Artillerie. (Vervolgzie I.M.T. 1937 nr. 6) 6. 18811895. Grensregeling met Afghanistan. De opstand in Tsjitral. Nog tijdens de pauze in den Tweeden Afghaanschen Oorlog werden strafexpedities uitgezonden tegen enkele stammen, welke zich tijdens de eerste periode in dien strijd aan de zijde van den Emir hadden gesteld. Zoo werden nog in 1879 de Mohmands (N. van de Kaboelrivier, ter weerszijden van de grens) en in 1880 de bewoners van de Zhob- en Borivalleiën getuchtigd. Na hun onderwerping moesten laatstgenoemden er in toestemmen, dat de Engelschen zich het recht voorbehielden, in hun gebied troepen te legeren, welke overeenkomst twee jaar later door den Emir werd erkend, waarmede deze dus definitief afstand deed van zijn aanspraken op dit deel van het grensgebied. In 1883 moesten troepen worden gezonden naar de omgeving van den Takt-i-Soeleiman, den noordelijksten en tevens hoogsten top van de Soeleiman keten. Het jaar 1888 zag de tweede expe ditie naar de Black Mountains vertrekken. Vermeldenswaard is, dat hierbij uit Kasjmir en de omgeving van den Khaiberpas gerecruteerde hulptroepen werden gebruikt, die buiten hun eigen stamggebied goed voldeden. Zooals wij hebben gezien, stelde de Khan van Beloetsjistan zich in 1876 onder bescherming van de Engelschen. Deze breid den, zeer tegen den zin der bevolking, geleidelijk hun gezag uit. Opstandige bewegingen in de beneden Zhobvallei noodzaakten er toe, in 1890 weder een expeditie derwaarts te zenden. In tegenstelling met de vorige maal (1880) werd thans uitgegaan van het Z. en wel van Quetta. De troepen vochten vrijwel niet doch maakten vele zeer zware marschen. In 1891 was de tocht beëindigdnog in dit jaar werd Quetta met omgeving onder rechtstreeksch bestuur geplaatst (Britsch Beloetsjistan), terwijl het overige deel van het khanaat een Britsch-Indische vazal staat werd. 571

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 19