Niet alleen dat de huidige legersterkte al weer geringer is dan in 1926, ook de infanteriesterkte is minder dan toenmaals, hetgeen, gezien de destijds opgedane ervaringen, niet zonder bedenking is. Daarbij komt dat het aantal beroepscien. op Java met 4 is verminderd, terwijl het aantal militiecien. voor de handhaving van orde en rust te beschouwen als een stille reserve tot van de oorspronkelijke sterkte is teruggebracht. Alles bij elkaar redenen te over om ook met het oog op handhaving van orde en rust een verdere vermindering van het aantal infanteriecien. bepaald ongewenscht te achten. Ontegenzeggelijk is het juist dat thans, althans binnenkort, mede beschikt kan worden over nieuwe wapenen, zooals pantser auto's en meermotorige bombardementstoestellen, waarvan in het bijzonder eerstgenoemde bij de handhaving van orde en rust goede diensten kunnen bewijzen, doch daar staat tegenover dat de ervaring heeft uitgewezen, o.a. in Syrië en elders, dat de verzetspartij zich snel leert aan te passen aan het gebruik van die wapenen en dat, niettegenstaande de aanwezigheid van dergelijke wapenen, bij ernstige onlusten een groote vraag zal zijn naar den eenvoudigen infanterist, die evenals voorheen, het voornaamste element zal zijn voor het breken van het verzet. Zoowel de primaire taak als de secundaire taak van het leger laten niet toe dat aan de sterkte van het Javaleger, d.w.z. aan de infanteriesterkte, verder wordt getornd; integendeel, beide taken vragen dringend om versterking van de infanterie, niet alleen materieele versterking, maar ook versterking van de mankracht. Daarnaast moge de vraag worden gesteld in hoeverre het, krijgskundig gezien, juist geoordeeld mag worden een deel van de beroepsinfanterie zoodanig uit te rusten, dat zij a priori ongeschikt is om ingezet te worden tegen een gebeurlijken buitenlandschen vijand Zonder thans op het vraagstuk van de infanteriesterkte dieper te willen ingaan, moge hier als onze conclusie worden gesteld, dat de basis van het pleidooi van kapitein Van Dijken onaan vaardbaar is. Het moge departementaal juist gezien zijn vast te houden aan de aanwezige personeelssterkte, internationaal en nationaal gezien is het zeker niet juist. Internationaal niet, omdat de politieke toestand in den Pacific geenszins zoodanig is dat een verzwakking van de infanterie van het Indische Veldleger daardoor verantwoord zou zijn, nationaal niet, omdat de nationale opleving, welke wij sinds kort in Nederland meemaken, de verwachting wettigt, dat de pogingen, de Indische Weermacht te versterken, steun zullen vinden bij de 587

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 37