meer onder de aandacht werd gebracht, dat Japan nog altijd,
behalve 16 mitrailleurs, 4 inf. cien. per bataljon had en dat ook
in Europa verscheidene stemmen opgingen, die pleitten voor
terugkeer van de 4e infanteriecie., met behoud natuurlijk van de
mitr.cie.
Als symptoom van genoemd verschijnsel moge genoemd worden
de samenstelling van de in 1935 in Engeland gevormde 6e proef-
brigade, waarvan de tirailleurbataljons bestaan uit 1 stafcie. en
4 tirailleurcien.
Uit het vorenstaande moge duidelijk zijn geworden, dat voor
het Indische Veldleger op het behoud van de 4e cie. in het
bataljon hooge prijs moet worden gesteld een loslaten van die
cie., tactisch altijd ongewenscht, ware alleen te aanvaarden indien
uit een oogpunt van legerorganisatie (hoogere bevelvoering) de
noodzaak van een grooter aantal bataljons zou voortspruiten
en dit doel op geen andere wijze te bereiken ware.
Dat de organisatie van kapitein Van Dijken inderdaad beteekent
een reorganisatie in het mindere, waarbij, evenals in 1933, getracht
is een gunstiger verhouding te krijgen tusschen vuurkracht en
stootkracht door vermindering van de stootkracht, alzoo leidende
tot verzwakking van de infanterie instede van tot versterking,
is zonder meer vast te stellen, indien men zich goed realiseert
dat in het bataljon een geheele compagnie infanterie wordt
opgeofferd terwille van 1 sie. mortieren.
Het moge lijken, dat het bataljon Van Dijken aan vuurkracht
veel sterker is dan het huidige bataljon inf., zulks is slechts schijn.
Immers, deze versterking is verkregen door de mitm. en mrtn.
van de bestaande afd. mitr. en inf. geschut organiek bij de batal
jons in te deelen, iets, wat thans ook gebeurt, maar eerst op
het gevechtsveld.
Versterkt wordt het bataljon slechts met 1 sie. mrtn. plus de
nog niet door ons genoemde antitankbuksen.
Hierbij laten wij buiten beschouwing de organisatie van den
luchtafweer, overigens gelijk aan de bestaande, en de indeeling
van antitankkanonnen bij het regiment, aangezien deze o.i. buiten
de organisatie van het bataljon vallen, terwijl de indeeling van
de gemotoriseerde zware mortieren en van de reg.fuseliercie.,
waar wij nog nader op terug komen, maar welke door ons voor
de versterking van de gevechtskracht van weinig beteekenis wor
den beschouwd, evenmin in rekening is gebracht.
Eenerzijds dus de versterking met 1 sie. mrtn., anderzijds de
verzwakking met de mankracht van 1 cie. inf.
Opzettelijk is hier het woord mankracht gebruikt, immers een
cie. infanterie is niet alleen stootkracht, ook al is deze zeer groot,
589