wijten aan het ontbreken van afweerorganen, in staat vijandelijke vliegtuigen boven 1000 m hoogte te bestrijden. Het huidige regiment infanterie is alzoo, tijdens den marsch, dus in zijn meest kwetsbaren vorm, volkomen machteloos tegen bombardement van groote hoogte, d.w.z. van een hoogte grooter dan 1000 m. De ontoereikende pantserafweer is eensdeels een gevolg van het onvoldoende vermogen van den zwaren mitr. voor de bestrijding van lichte vechtwagens, anderdeels van het reeds gesignaleerde feit dat de zware mitr. als hoofdtaak heeft de bestrijding van luchtdoelen, welke taak practisch moeilijk te ver eenigen is met den afweer van vijandelijke paun. en vechtwagens. Bovendien beschikken de voorste inf. afdn. niet over eenig afweerwapen, hetgeen uit een moreel oogpunt, zooals de geachte S. terecht opmerkt, niet te aanvaarden is. Het is niet onze bedoeling en het zou ons te ver voeren op de organisatie van de luchtdoelbestrijding en van den pantser- afweer, vraagstukken op zich zelf, diep in te gaan. Slechts moge het volgende worden opgemerkt. Voor beide, luchtdoelbestrijding en pantserafweer, geldt dat het niet mogelijk is tot een goede oplossing te komen door alleen, of allereerst, het regiment infanterie in beschouwing te nemen. Integendeel, de organisatie van het regiment inf. voor beide vorengenoemde taken dient een onderdeel te vormen van de organisatie van de divisie of zelfs, van het Veldleger. Als voorbeeld moge dienen dat bij de huidige organisatie van den luchtafweer steeds zware mitr. aan de inf. onttrokken moeten worden, omcfat de meest kwetsbare organen van de divisie, t.w. de artillerie en de treinen, niet over eigen middelen beschikken. Evenmin is het mogelijk het aantal antitankkanonnen, organiek bij het regiment inf. in te deelen, vast te stellen, zoolang niet bepaald is, waarover bij de divisie bovendien kan worden beschikt. Wat de organisatie van den luchtafweer betreft, deze moet in de eerste plaats gebaseerd zijn op de bescherming van de voer tuigencolonnes, terwijl voorts onderscheid gemaakt dient te worden tusschen de bescherming tijdens den marsch en de bescherming in het terrein, d.w.z. na de ontplooiing en de ontwik keling. Ontwikkelde inf. moet zich met haar eigen wapenen kunnen verdedigen tegen aanvallen van laag en zeer laag vliegende vliegtuigentegen bombardement van grootere hoogte moet haar, v.z.v. noodig, op andere wijze steun kunnen worden verleend. Voor de bestrijding van vijandelijke paun. en vechtwagens dient eveneens onderscheiden te worden de bescherming tijdens den marsch en in het terrein. Met kapitein Van Dijken zien 593

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 43