Het vorenstaande geeft aan de oorlogsorganisatie, in vredestijd
ware de sectie uit 3 gevechtsgroepen te doen bestaan.
Met de indeeling van mitr.pistolen op de wijze, als door S.
aangegeven, wordt in algemeenen zin ingestemdook n.o.m. zal
daardoor de gevechtskracht van de compagnie, zoowel offensief
als defensief, niet onbelangrijk worden versterkt.
Het ligt niet in onze bedoeling de medevoering van de munitie
in het bataljon en in het regiment, zooals door S. in beschouwing
genomen, nader te bespreken. Slechts zouden wij ter zake wil
len opmerken, dat ook hiervoor geldt dat motoriseering niet mag
gaan ten koste van de mobiliteit.
Indien het mogelijk is motorvoertuigen aan te schaffen, even
mobiel als de bestaande treinkarren, is voor de vorming van een
gemotoriseerde regiments-lichte-munitieoolonne uiteraard veel te
zeggen, zoowel organisatorisch als tactisch. Bedoelde motorvoer
tuigen zouden in het bijzonder geconstrueerd moeten zijn voor
verplaatsing langs smalle paardenpaden en ook zwakke bruggen
moeten kunnen passeeren, dus geringe spoorbreedte en gering
gewicht, bijv. door scheiding van motor en aanhangwagen, zooals
ook door S. aangegeven. Het bezwaar is evenwel, dat de aanschaf
fing van dergelijke speciale voertuigen financieel wel niet mee
zal vallen, zoodat, zelfs als de technische mogelijkheid aanwezig
is, het huidige treinkarrensysteem voorshands nog wel als het
meest practische en het meest economische zal moeten worden
beschouwd.
Tenslotte de vraag in hoeverre het, bij de door ons aangegeven
versterking van de vuurkracht van het bataljon, mogelijk is de
4e cie. in het bataljon te handhaven, dan wel vorming van een
4e bataljon per regiment, althans van extra bataljons, noodzakelijk
is te achten.
Vasthoudende aan de indeeling bij het regiment, als onderdeel
van de cie. mitr. en inf.geschut, van 1 peloton mitr. (a 8 stuks)
en 1 peloton mrtn. (a 6 stuks), is het inderdaad mogelijk de
4e cie.inf. te handhaven. Hierbij beschikt het bataljon organiek
over behalve den staf en 4 cien. inf. 1 peloton a 8 mitr. en
1 sie. Sb.mrtn. Reeds eerder werd door ons medegedeeld, waarom
indeeling van mitr. bij het regiment uit tactisch oogpunt wensche-
lijk moet worden geacht. Een en ander is ook van toepassing
op de indeeling van mortieren hierdoor heeft de regimentsedt.
het in de hand extra mortieren toe te voegen aan dat bataljon,
dat i.v.m. met de opdracht en het terrein daaraan de meeste
behoefte heeft.
Vorenstaande beschouwing doet niet af aan het karakter van
den mitr. en den mortier als bataljonswapen.
596