Ad. B. (Huiszoeking bij Inlanders en Vreemde Oosterlingen).
In het Rechtsreglement Buitengewesten vinden we hieromtrent
in tegenstelling met het onder A behandelde, geen beperkende
bepalingen.
Algemeene regels in acht te nemen hij huiszoeking
Huiszoeking heeft, dringende gevallen uitgezonderd, (bijv.
moord, doodslag, zware mishandeling) zooveel mogelijk alleen
plaats tusschen zonsopgang en zonsondergang.
Alvorens te beginnen zette men zoo noodig het perceel af en geve
den posten de noodige instructies ten opzichte van personen, die
tijdens de huiszoeking het perceel mochten verlaten. Men vrage
eerst toegang en make zich als politie bekend zoonoodig' onder me-
dedeeling van het doel waarvoor men komt. Wordt de toegang bij
Europeanen geweigerd, dan betreedt men alleen het perceel als
de betrekkelijke bepalingen daartoe het recht gevenalsdan
desnoods met geweld. Indien die bepalingen de politie daartoe
het recht niet geven, maakt men zich schuldig aan het feit
vermeld in W.v.S. art. 429, luidende
Indien men als politiebeambte bij Europeanen en met hen
gelijkgestelden correct optreedt en het doel van zijn komst bekend
maakt, zal het verzoek om te mogen binnentreden in den regel
niet geweigerd worden en zal men dus weinig last ondervinden
van de hiervoor geldende beperkende bepalingen. Het element
„tegen den wil van den bewoner" wordt dan volkomen uitgescha
keld. Men zij echter hierbij voorzichtig met „geschriften, boeken
of andere papieren", zie de tweede alinea van art. 429.
Ook bij Inlanders en Vreemde Oosterlingen trede men correct
en bezadigd op.
Zoowel bij Europeanen als bij Inlanders late men zich altijd
vergezellen door een bewoner van het huis nimmer verrichte
men de huiszoeking alleen. Bij Inlanders en Vreemde Oosterlingen
late men zich mede vergezellen door het dorpshoofd dan wel het
601
„De ambtenaar die, met overschrijding van zijne bevoegdheid of
zonder inachtneming van de bij algemeene verordening bepaalde vor
men, in de woning of in het besloten lokaal of erf, bij een ander in
gebruik, diens ondanks binnentreedt of wederrechtelijk aldaar ver
toevende, zich niet op de vordering van of vanwege den rechtheb
bende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste een jaar en vier maanden of geldboete van ten hoogste
driehonderd gulden.
Met gelijke straf wordt gestraft de ambtenaar die, ter gelegenheid
eener huiszoeking, met overschrijding van zijne bevoegdheid of zon
der inachtneming van de bij algemeene verordening bepaalde vormen,
geschriften, boeken of andere papieren onderzoekt of in beslag neemt".