625 alsmede fabrieken voor de verwerking en conserveering van voedings middelen en in de vierde klasse de chemische, de leer- en de textiel bedrijven. S. merkt op, dat deze verdeeling in klassen niet voldoet, indien niet voldoende rekening wordt gehouden met de onderlinge afhankelijkheid van de genoemde groepen, bijv. voor wat betreft de levering van grond stoffen en halffabrikaten van de in de tweede en derde klasse gerang schikte bedrijven aan die van de eerste groep. Bovendien zal, zooals S. terecht opmerkt, binnen de grenzen van de genoemde groepen nog een verder gaande klassificeering op basis van de productiecapaciteit van elk bedrijf afzonderlijk noodig zijn, terwijl door het bepalen van de volgorde, waarin werkopdrachten moeten worden uitgevoerd, voorkomen moet worden, dat die capaciteit op onjuiste wijze wordt aangewend. Bij bespreking van de wijze, waarop de industrie op haar oorlogstaak wordt voorbereid, worden achtereenvolgens aan een beschouwing onder worpen a. de eventueel noodige extra kapitaalinvesteering en de van staatswege te garandeeren rentabiliteit daarvan b. de grondstoffenvoorziening c. de organisatie van de arbeidskrachten d. de met het oog op oorlogsproductie met de bedrijven in vredestijd te sluiten overeenkomsten e. de voorbereidende maatregelen tot opvoering van de oorlogsproductie capaciteit door aanschaffing en opstelling van reserve machineinstallaties het uitgeven in vredestijd van leeropdrachten g. de normaliseering van oorlogsmaterieel h. de rationaliseering van het productiesysteem i. de proefmobilisatie van bedrijven. Uit deze opsoming kan voldoende blijken, dat het vraagstuk van alle zijden wordt belicht, terwijl zij bovendien al dadelijk den indruk nalaat, dat hier een taak wordt gesteld, welke eerst na jarenlange verzorging effectieve resultaten belooft. Dit laatste geldt zeker niet in mindere mate voor Ned.-Indië, zoodat niet genoeg kan worden aangedrongen op het daadwerkelijk en zonder uitstel ter hand nemen van dit deel der defensie voorbereiding. Na het voorgaande besluit S. het eerste, tevens belangrijkste, hoofd stuk met een beschouwing over de van staatswege uit te oefenen controle op en te geven leiding aan de „kriegswichtige Industrie". Hij onderscheidt daarbij vier soorten van controle, nml. politieke (op het kapitaal en de arbeidskrachten), economische (handhaving economische basis), technische (zie boven sub e, g, h en i) en militaire (luchtbescherming, vestigings plaats). De contrölegegevens bepalen de mate en de richting van de van staatswege te geven leiding. In het tweede hoofdstuk wordt een meer academisch betoog geleverd betreffende de mate, waarin in vredestijd de economie aan de eischen, welke een oorlogstoestand stelt, mag en kan worden aangepast, althans v.w.b. de industrie. S. erkent, dat tusschen vredeseconomie en oorlogseconomie tegen strijdige eischen bestaan en betoogt, dat het de taak is van de leiding gevende ambtelijke instanties in vredestijd een economische politiek te voeren, welke als een compromis is te beschouwen tusschen vorenbedoelde economische systemen. Deze economische politiek zou S. dan willen aanduiden als „Wehrwirtschaft". Doch daarnaast blijven, ook volgens S., nog vele voor bereidende regelingen noodig om in geval van oorlog het bedrijfsleven snel aan de nieuwe omstandigheden te doen aanpassen (Kriegswirtschaft). S. besluit zijn verhandeling met de opname van de in Frankrijk, Tsecho- Slowakije en Polen tot stand gekomen wetten met betrekking tot de indus-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 75