753 China, kan, gezien den succesvollen tegenstand tegen de „Mongoolsche" invasie in Soeiyoean in 1936, vooralsnog worden betwijfeld. Op het oogenblik is de toestand zoo, dat de Chineesche troepen in de provincie Hopei na aanvankelijk gemelde successen zijn teruggedrongen achter de lijn Tangku— TientsinPeiping terwijl het autonome bestuur van O. Hopei na de gevechten om Tunghsien (Tungchow) is ineengezakt. De groote vraag blijft echter zulks in tegenstelling met vroeger wat de centrale regeering te Nanking zal doen wel heeft Tsjang Kai-shek na langdurig stilzwijgen te kennen gegeven, dat China, indien daartoe ge dwongen, zal vechten tot den laatsten man, doch het blijft te bezien, of hij tenslotte niet van oordeel zal zijn, dat China wel krachtiger is dan vroeger doch nog niet zoo krachtig, dat het met voldoende kans op succes den strijd met de wapenen kan voeren. Hoewel een dergelijke strijd Japan ongetwijfeld veel inspanning zou kosten, zal China voorloopig beter doen, den tijd als bondgenoot te nemen en de incidenten te regelen op de uit voorgaande gevallen bekende wijze van dankbare aanvaarding doch officieele desavoueering van de door plaatselijke autoriteiten gesloten overeenkomsten. Hoofdzaak blijft het daarbij, den vorm te vinden, waarin zulks zal geschie den en de gebeurtenissen worden afgewikkeld het „redden van het gezicht" is zoowel voor Japan als voor China immer van overwegende beteekenis. Sch. 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 109