2. DE BRITSCH-INDISCHE N.W. GRENS
door
M. D. SCHAAFSMA,
le Luitenant der Artillerie.
(Vervolg, zie I.M.T. 1937 nr. 7).
met 1 bijlage
9. De gebeurtenissen in de N.W. grensprovincie na 1918.
Keeren wij thans terug tot het jaar 1919. Zooals wij zagen,
traden de Wazirs niet aan de zijde van Emir Amanoellahgelijk
te doen gebruikelijk, keken zij de kat uit den boom. Wel miste
het snelle en succesvolle optreden tegen de Afghanen zijn uit
werking niet op de houding van de bevolking van Waziristan en
was hiermede het pleit reeds half gewonnen, doch door een serie
van minder gelukkige besluiten ging dit succes volkomen teloor.
Wat was toch het geval Afghaansche troepen hadden zich
verzameld in het landschap Khost en bedreigden van daar uit
Thai en Miransjah. Daar de Engelschen alle troepen, welke ook
maar eenigszins konden worden gemist, hadden samengetrokken
aan den Khaiberpas, was geen voldoende macht aanwezig, om
aan bovengenoemde bedreiging het hoofd te bieden.
Toen nu op 21 Mei bericht werd ontvangen van de vijandelijke
concentratie, zette de bevelhebber van de North West Frontier
Force te Pesjawar niet zijn reserve in, doch besloot hij, de noodig
geachte strijdkrachten te formeeren uit de in N. Waziristan aan
wezige troepen, waartoe hij den commandant van de Waziristan
Force opdracht gaf, deze nabij de bedreigde plaatsen te verzamelen.
Desniettegenstaande vertrok op 24 Mei op last van een te Bannoe
verblijf houdende ondergeschikten brigadecommandant een colonne
van Dardoni in W. richting om door machtsvertoon de bevolking,
welke op het vernemen van het bericht, dat Nadir Khan in de
Khostvallei stond, roerig was geworden, weder tot rust te bren
gen. Toen de bevelhebber te Pesjawar hiervan op de hoogte werd
gesteld, gelastte hij den onmiddellijken terugkeer van deze colonne,
welk bevel haar op 25 Mei bereikte. Aanstonds werd begonnen
met de uitvoering daarvan en wel door het verbranden van de
voorraden, welke men niet kon medevoeren. Uiteraard had dit
een ongewenschte uitwerking op het moreel van den troep, temeer
667