daar deze grootendeels bestond uit militia (plaatselijk gerecru-
teerde hulptroepen). Het bericht van den kennelijken aftocht
van de Engelschen was snel onder de bevolking verbreid en in
mommen kwam zij opzetten om de colonne „thuis te brengen".
Het gevolg was, dat de terugmarsch al spoedig ontaardde in een
vluchtde hulptroepen, welke evenzeer in de meening verkeer
den, dat de Engelschen het land voorgoed zouden verlaten, waar
door zij zonder dien steun tegenover hun eigen landgenooten
zouden komen te staan, deserteerden op groote schaal onder
medeneming van hun wapenen en munitie zoodat de opstandige
bevolking op wel heel eenvoudige en snelle wijze in het bezit
geraakte van 2500 geweren, enkele Lewis mitrailleurs en 800 000
patronen.
Geruchten omtrent de boven weergegeven gebeurtenissen deden
reeds op 26 Mei de ronde onder de bevolking van Wana en
kwamen al spoedig de bezetting van deze plaats ter oore, welke
estond uit South Waziristan Militia, samengesteld uit Wazirs
Mahsoeds, Khattaks en Bhitanis.
Nadat officieele bevestiging van de berichten was verkregen
hield de garnizoenscommandant te 19.00 een bespreking van den
toestandtwee uur later sloegen de tot de twee eerstgenoemde
stammen behoorende troepen aan het muiten, waarop de comman
dant besloot, z.s.m. met de trouw gebleven militia af te marcheeren.
Reeds te 22.00 vertrok de colonne, bestaande uit 8 Britsche offi
cieren en 300 man w.o. 100 recruten, in Z. richting met de
bedoeling, terug te trekken op Kadjoeri Katsj. Daar de muiters
zich met de bevolking onledig hielden met de plundering van
het verlaten kampement, verliep de marsch aanvankelijk onge
stoord doch toen de colonne na een marsch van 40 km nog voor
daglicht in de Gomalvallei aankwam, vond zij de aldaar gelegen
post tot haar verrassing in handen van de opstandelingen. In de
duisternis werd een omtrekking uitgevoerd, welke echter een
zoodanig tijdverlies tengevolge had, dat de goed bewapende mui
ters van Wana bij het aanbreken van den dag de colonne hadden
ingehaald welke, thans aan alle zijden aangevallen, zich met moeite
een doortocht wist te banen naar de 25 km Z. van Kadjoeri Katsi
aan de Zhob gelegen post Moghalkot, alwaar zij den 27en Mei te
7 00 aankwam, na sedert het vertrek uit Wana 64 km te hebben
afgelegd. Daar men rekende op hulp van de Zhob Militia en van
troepen uit Fort Sandeman, besloot de commandant, voorloopig
te Moghalkot te blijven, doch toen de verwachte steun ook op
den 29en nog uitbleef, gelastte hij voor den 30en de voortzetting
van den marsch in Z. richting, welke een lijdenstocht werd. Aan
alle zijden aangevallen door de muiters, de Mahsoeds en de
bevolking van de vallei en geplaagd door honger, hitte en dorst
werd na tallooze gevechten te 13.00 de 20 km zuidelijker gelegen
post Mir Ali Khel bereikt, alwaar zich een Britsch officier bevond
668