Jandola naar het N. moesten worden opgevoerd. Zoo was op den voortij digen afvoer uit Ladha met recht het dichterwoord van toepassing „Dasz eben ist der Fluch der bösen Tat, dasz immer „Böses sie gebaret". Toen deze fout was hersteld, had de Razmak Force, tijdens haar marsch wegen aanleggende en posten bouwende, haar doel reeds bereikt. Doch noch het bezetten van Razmak, noch het optreden van de Lhada-brigade had tengevolge, dat de Mahsoeds het hoofd in den schoot legden. Daartoe was het noodig een flinken klap uit te deelen, te bereiken door een gelijktijdigen opmarsch van de beide colonnes naar het brandpunt van verzet, waardoor de kwaadwilligen geen gelegenheid konden krijgen tot herhaaldelijk uitwijken om op een volgend punt hun spel te herhalen, zooals in 19201921. Wijzer geworden door de toen opgedane ervaringen, deden de Engelschen thans de beide colonnes gelijktijdig oprukken naar Makin, waarmede het verzet werd gebroken. Vergelijken wij nu het verloop van de beide expedities, dan valt op, dat de opstand in 19221923 veel minder groote afme tingen aannam dan in de jaren 1919—1921. In hoofdzaak is zulks een gevolg van de snellere reactie van Engelsche zijde, welke niet alleen valt toe te schrijven aan het reeds aangegeven verschil in omstandigheden, doch bovendien aan het feit, dat in 1922 over meer wegen zij het dan ook grootendeels nog karrenwegen werd beschikt dan in 1919, waardoor de troepen vlugger konden concentreeren, het terrein van actie sneller konden bereiken en ook de verpleging vlotter verliep. Zoo werden in 1922 reeds de vruchten geplukt van den in 1920 ingezetten wegenaanleg. Het was de triomf van de ,,Road Policy" over de vroegere „Backward Policy". Wel gingen nog in de jaren 1923—1928 enkele stemmen op tegen de nieuwe politiek, doch de practijk heeft deze tot zwijgen gebracht. Door verbetering en uitbreiding van het we gennet waren de Engelschen telkenmale in staat o.m. in de jaren 1928/1929 tijdens de troebelen in Afghanistan oplaaiend verzet tijdig neer te slaan1). Richten wij thans weder den blik naar den omgeving van den Khaiberpas. Zooals wij zagen, heerschte daar in 1919 eenige onrust, welke er toe noopte, na de demobilisatie van de tegen Afghanistan in het veld gebrachte krijgsmacht, in die omgeving troepen achter te laten. De troepen bepaalden zich tot bewaking van den weg 674 b Van hoeveel belang het is, het verzet vooral snel neer te slaan ten einde uitbreiding te voorkomen, blijkt wel daaruit, dat toen in 1919 aan het gestelde criterium niet kon worden voldaan, de Engelsche troepen sterkte in den loop van de expeditie moest worden opgevoerd tot rond 45.000 strijders en 35.000 noncombattanten niettegenstaande de bevolking van Waziristan werd geschat op 250.000 zielen, waarvan slechts 23.000 weerbare mannen. Dat men ondanks deze overmacht afzag van concentrisch optreden en zich beperkte tot frontale handelingen is een bewijs, dat het gehalte van de Britsch-Indische troepen matig moet zijn geweest

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 22