hun werd een boete in geweren en andere zaken opgelegd. De fakir wist intusschen te ontkomen, hij vluchtte naar een ander stamgebied; men vermeent, dat hij zich thans ophoudt in een ontoegankelijke grot in de Sjaktoevallei. Volgens den overzicht- schiijvei in de J.R.U.S.I. zou de fakir het stoken nog geenszins hebben gestaaktde gevolgen daarvan zouden duidelijk zijn gebleken uit in Februari op nabij Vfana oefenende troepen gepleegde aanslagen en uit de gevechten, welke in April jl. in de omgeving van Jandola plaats hadden, waar overvallen werden uitgevoerd op naar Wana op weg zijnde autotransportcolonnes. Dat de onrust niet bepaald plaatselijk mag worden genoemd, wordt bewezen door den aanslag, welke nog in Mei werd gepleegd op een bij de Tochi Scouts gedetacheerden officier, die tijdens een geldtransport tusschen Miransjah en Boya (waar de autoweg de Tochi kruist) in een hinderlaag viel. Deze officier was, gezeten in zijn eigen auto, waaruit hij niet tijdig weg kon komen, hetgeen hem het leven kostte, en vergezeld van een vrachtauto, waarop zich eenige manschappen dekking bevonden, op weg naar Boya voor de uitbetaling van soldij aan de derwaarts voor dat doel opgeroepen Scouts, van welk feit uiteraard de geheele bevolking en derhalve ook de bedrijvers van den aanslag volledig op de hoogte waren. In een bocht van den weg werd het transport zoo plotseling overvallen, dat de kwaadwilligen er in konden slagen, zich ongedeerd met het geld uit de voeten te maken, terwijl van de dekking niemand zonder verwondingen bleef. Tenslotte zij nog opgemerkt, dat de schrijvers van de over zichten in het J.R.U.S.I. en J.U.S.I.I. van Februari van meening zijn, dat het verzet snel is neergeslagen dank zij de aanwezigheid van den ongeveer 550 km langen ringweg door Waziristan en dat hierdoor het zenden van een groote expeditie of het voeren van een luchtactie op groote schaal overbodig is geworden. Hoewel deze conclusie uiteraard moet worden bezien in het licht van de verhoudingen in het grensgebied en de sterkte van de krachten dient te worden afgemeten naar den omvang van de troepenmach ten, welke in vorige gevallen moesten worden ingezet, valt er op de weergegeven meening nog wel een en ander af te dingen ook was zij ietwat voorbarig, daar de operaties blijkens latere berich ten nog in het geheel niet zijn beëndigd nadere gegevens terzake ontbreken echter nog. 10. Terugblik. In het voorgaande hebben wij allereerst in groote trekken een opsomming gegeven van de krijgsverrichtingen, welke sedert de grijze oudheid zijn gevoerd in of nabij, doch immer om het bezit van het grensgebied. Daaruit blijkt, hoezeer dit door zijn ligging een der slagvelden van Azië is geworden. 686

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 34