3 EENIGE BESCHOUWINGEN OVER HET OPMETEN VAN
DE SPRINGHOOGTE IN BERGTERREIN (II)
door
L. T. W. DE VRIES,
Eerste Luitenant van de Artillerie.
(Met 2 bijlagen, waarvan bijlage II achter in dit nummer)
(vervolgzie I.M.T. 1937 nr. 4).
In aansluiting op de beschouwingen omtrent de oorzaken, welke
bij waarneming rechtuit een verschilzicht veroorzaken, zullen wij
thans nagaan, welke moeilijkheden zich kunnen voordoen, indien
een zijwaarts van het rooivlak opgestelde waarnemer de sph.-
meting t.o.v. de niet gedraaide liggende glasplaatlijn uitvoert.
Gezien het streven, om, zoo eenigszins mogelijk, de waarneming
op deze wijze uit te voeren, zal eene nadere behandeling van dit
practisch het meest toegepaste waarnemingsvlak, althans van de
voornaamste factoren, welke alsdan de waarneming zullen beheer-
schen, o.i. niet overbodig zijn.
Deze besprekingen zijn een uitvloeisel van de in het schiet-
voorschrift omtrent de waarneming in bergterrein neergelegde
beginselen in den vorm van eene nadere toelichting op de wijze
van handelen, zooals deze in het V.S. Art. I pt. 85, uiteraard in
het kort, is samengevat.
Beschouwen wij hiertoe de figuur 1 (zie bijlage II).
Een verticaal vlak door de horizontale glasplaatlijn gl snijdt
de vlakken I en II volgens de verticale lijnen r en 1.
De punten C en D stellen de snijpunten voor van de verlengde
horizontale gl. lijn met laatstgenoemde lijnen.
Het is duidelijk, dat vlak IDC het waarnemingsvlak vormt, bij
horizontaal gestelde liggende glasplaatlijn.
Dit vlak snijdt de vlakken I en II resp. volgens de lijnen IC
en ID.
Uit de figuur blijkt, dat het waarnemingsvlak ten opzichte van
de richtlijn een lang'shelling, zoomede ten opzichte van de lijn in
het inschietpunt, loodrecht staande op het rooivlak, een dwars-
helling vertoont, nml.:
Langshelling L KIC,
dwarshelling DIA. (Ten rechte zou de dwarshelling in
het vlak door het punt I, loodrecht op de richtlijn staande, geme-
691