[rooiv/ak
cu cw
wenteling glasplaatlijn]
(-14)
Gegeven
S 5;W 3;t=r 50 °/00 a 400 °/oo150 %0.
De zijdelingsche richting is juist. Het springpunt wordt- 2°
waargenomen.
Gevraagd
De werkelijke springhoogte.
Oplossing I.
COS'
cos. a 150 °/oo X 0,9 135 °/00.
Uit onderstaande schets blijkt
De langshelling 185 00 18 op honderd. De coëfficiënt
Ca bedraagt 7% m. In verband met de waarneming
C14)
bedraagt de afstandfout 20 X 7% 150 m. Het springpunt
lag dus, mede blijkens de schets, 1% X 18 m 27 m beneden
27 2
het waarnemingsvlak en werd dientengevolge 5 o/00
5 5
te klein vastgesteld. De werkelijke sph. bedraagt dus
3 2
14 X -1-5 3°/
5 5 J /oo
Oplossing II.
Pt. 85 V.S. Art. I en vervolgens pt. 81 toepassende, gaat de
vuurleider als volgt te werk
a tg y, 0,422 (—0,149) —63 %0.
696
