van stoffen, in staat om de atmosfeer te bederven en epidemieën te veroorzaken". In den wereldoorlog moeten volgens verschillende schrijvers positief pogingen zijn aangewend. In dit verband moge speciaal worden genoemd de geschiedenis van de miltvuur- en malleus culturen, gevonden bij het Duitsche gezantschap in Boekarest kort voor den oorlog, die in 1916 tegen Roemenië uitbrak. (Mede- deeling van Robert de Fiers in zijn boek Sur les chemins de la Guerre). Verder deelt de médecin-Inspecteur Général L. Georges in „L'armée bactériologique" mee, dat 26 Maart 1917 het groote Fransche Hoofdkwartier meldde, dat een Duitscher was aange houden, die zou hebben getracht paarden met malleus te besmetten. Later zouden op verschillende punten aan het front eenige van dergelijke pogingen zijn aangewend. We zien dus, dat er in den wereldoorlog reeds bescheiden pogingen zijn gedaan, om bacteriën in den strijd aan te wenden, voor zoover bekend, alleen met dier ziekten, zij het dan ook ziekten, die voor den mensch eveneens gevaar kunnen opleveren. In dit verband willen wij er nog op wijzen, dat het zoowel op moreele als op practische over wegingen (o.a. moeilijker controle, minder goede hygiënische toestanden) misschien te verwachten zal zijn, dat eerder onder de dieren ziekten zullen worden verwekt dan onder de menschen, zoodat mogelijk de bacteriologische oorlog voor den veterinair van meer belang zal blijken te zijn dan voor den medicus. We zullen thans nagaan, hoe verschillende deskundigen staan t.o.v. de mogelijkheden van het bacteriologische wapen. We kunnen dan direct zeggen, dat de meeningen verdeeld zijn met een meerderheid die nogal optimistisch gestemd is. De vraag, welke hierbij dient te worden beantwoord, luidtKunnen er al dan niet practische resultaten mee worden bereikt Vooral Fransche publicisten op dit gebied, zoowel medici als veterinairen (o.a. Georges, Sartori, Marcenac, Vélu, Romieu) zien een groot gevaar in het bacterie-wapen. Van groote beteekenis daarentegen is, dat een Commissie van rapporteurs uit den Volkenbond in 1924, bestaande uit geleerden met een wereldnaam, zooals Pfeiffer, Bordet, Madson, Cannon, zich uitgesproken heeft in optimistischen geest. Behalve Professor Cannon was de commissie van meening, dat het gevaar waar schijnlijk niet zeer groot zou zijn, zulks in hoofdzaak op grond van het volgende 1. Het gevaar van overslaan van een ernstige epidemie (besmettelijke ziekte onder de bevolking) c.q. epizoötie (besmet telijke ziekte onder dieren) naar het eigen land. 2. Besmetting beteekent nog geen epidemie (epizoötie). Verschillende factoren (o.a. weersgesteldheid) spelen daarbij een rol, waardoor de bevolking (c.q. de dieren) meer of minder vat- 713

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 65