na de infectie zullen zich de ziektegevallen beginnen te vertoonen.
Verspreiding zal hier bijv. mogelijk zijn met geïnfecteerde zak
doeken e.d. Thyphus en cholera kunnen bijv. verspreid worden
door besmetting van de waterleiding. Hier zal strenge bewaking
veel onheil kunnen voorkomen, terwijl verder extra hygiënische
voorzorgen als reiniging en ontsmetting van drinkwater zullen
moeten worden toegepast. Zulks geldt speciaal ook voor streken,
waar bron- of putwater gedronken moet worden, welke bronnen
of putten natuurlijk kunstmatig besmet kunnen zijn. Bijl noemt
ook nog de tuberculoseomdat hem in Nederland gebleken is,
dat een belangrijk percentage van de jonge menschen daar waar
schijnlijk niet meer immuun is tegen die ziekte, als gevolg van de
zeer grondige bestrijding ervan.
Wij kunnen ons echter niet voorstellen, dat we gezien den aard
van deze ziekte, in een eventueelen oorlog ernstig voor de kunst
matige verspreiding hiervan behoeven te vreezen. Bijl wijst op
de noodzakelijkheid (zeker bij dreigend oorlogsgevaar) van
vaccinatie tegen ziekten als pokken, typhus en cholera. Wat dit
betreft zijn we dus in Indië in gunstiger omstandigheden dan in
Holland, waar hier tegen deze ziekten geregeld wordt gevacci
neerd, speciaal in het leger.
Voor Indië wijst Bijl echter nog op een volgens hem groot
gevaar voor den mensch, namelijk de gele koorts.
Deze ziekte, welke wordt veroorzaakt door een filtreerbaar
virus, dat door een muskiet (de Aëdes aegypti) op den mensch
wordt overgebracht, is in Indië niet inheemsch. Hierdoor heeft
de mensch in deze streken geen natuurlijke resistentie er tegen
kunnen verkrijgen en zal een eventueele uitbraak van deze
ziekte dus ernstige gevolgen kunnen hebben. De overbrengende
muskiet komt hier echter wèl voor, zoodat de overbrenging waar
schijnlijk geen moeilijkheden zal opleveren. De Aëdes aegypti
komt niet voor in landen buiten een breedte-graad van 40°.
Volgens Bijl kan een vijand zijn eigen leger door inenting een
zekeren graad van immuniteit verschaffen. Het zal nu m.i. afhan
gen van dezen „zekeren graad" van immuniteit, of een vijand
van de toepassing van deze ziekte gebruik zal durven te maken.
ad 2. De ziekten van dieren.
In het algemeen zouden wij hieromtrent willen zeggen, dat de
verspreiding van ziektekiemen onder de dieren (speciaal door
contact-infectie door spionnen en bezoedeling van oppervlakte
water en landerijen) ongetwijfeld gemakkelijker zal blijken te
zijn dan onder de menschen. Wij willen dit in het bijzonder naar
voren brengen, aangezien bepaalde dierziekten dan weer een min
of meer ernstig gevaar voor den mensch kunnen opleveren, (mal
leus, miltvuur, hondsdolheid).
717