733 S. behandelt den inf.aanval over de laatste 200 m op een zwak georga niseerde en weinig dicht bezette stelling, samengesteld uit weerstandskernen. Achtereenvolgens worden in beschouwing genomende bevelvoering en organisatie van den aanval, het voorwaarts gaan tot op stormafstand (30 a 50 m) en de stormaanval. In deze phase berust de leiding bij den sie.cdt. deze moet er echter op rekenen dat geen bevelen meer zijn te geven, zoodra de aanval is ingezet. S. toont zich (o.i. terecht) een warm voorstander van de gemengde groep, in deze phase de lt.mitr. en de geweergroep beurtelings voorwaarts. De sie.cdt. bepaalt de wijze van inzetten van zijn 3 groepen, waarbij hij zich moet laten leiden door de naderingsmogelijkheden, welke de vijand en het terrein open hebben gelaten. De eerste sprong voorwaarts wordt voorafgegaan door een krachtig vuur op de voorste lijn van den vijand, afgegeven door de art. en het inf.geschut de mitr. zullen als regel meer achterwaarts gelegen vijandelijke steunpunten moeten bevuren. Voor de voorbereiding van dit vuur, dat op aanvraag van den bat.cdt. zal worden afgegeven en waarvan de tijdsduur bekend moet zijn, rekent S. een V2 uur noodig te hebben. Dit half uur gebruikt de sie. cdt. voor het nemen van zijn besluiten en het geven van eenvoudige beve len aan de groepscdtn. voor den aanval. Na den eersten sprong, welke onmiddellijk op het vuur volgt, is op de voorste vij.afdn. nog slechts vuur te brengen door de lt.mitr. (de km.), geweergranaatwerpers, en de geweer- schutters. Sprongen van 5 a 10 m en een volledige uitbuiting van het terrein moeten de groepen in staat stellen man voor man terrein te winnen en elkaar afwisselend met vuur te steunen. Bij voorkeur hierbij de lt.mitr. op den vleugel van den groep, teneinde het ondersteunende vuur zoo lang mogelijk te kunnen volhouden. De stormaanval moet worden voorafgegaan door een krachtig vuur van km. en geweer en het werpen van geweergranatende handgranaten wor den geworpen, zoodra de eerste vij .troepen zijn bereikt, of kort daarvoor met den lt.mitr. wordt loopende gevuurd met korte vuurstooten. Onmiddellijk daarop begint het handgemeen, waarbij het geweer als vuurwapen nog nuttige diensten kan bewijzen. Binnen den afstand van 200 m, maar in het bijzonder bij het hand gemeen beperkt zich de taak van het kader tot het geven van het goede voorbeeld. Een taak, welke het uiterste vergt. Een hoog moreel en een krachtig physiek zijn voor het slagen onmisbaar. „Cas concrets de defence contre les chars" door Kap. BrouïUard. Beantwoording van de vraag„hoe moeten wij (Franschen) ons met de huidige beschikbare middelen verdedigen tegen een aanval, welke wordt gesteund door vewn.", is het doel van deze belangwekkende studie. Eerst worden de verdedigingsmiddelen, waarover de inf. beschikt, behan deld zij worden onderscheiden in passieve en actieve middelen. De passieve zijnde kunstmatige hinderniseen breede, driehoekige gracht, welke echter niet op korten termijn is te maken zoodat in den bewegingsoorlog de inf. (met haar huidige middelen) niet in staat is, zich met kunstmatige hindernissen te beveiligen. Belangrijker zijn daarom de natuurlijke hindernissen (z.n. verbeterd) als rivieren, moerassen, onver wachte steile hellingen ook bosschen en dorpen zijn veilige schuilplaatsen, maar indien het naburige terrein kan worden doorgetrokken, kunnen de daarin geplaatste afdn. opgesloten en geneutraliseerd worden. Aan actieve verdedigingsmiddelen bezit de Fr.inf.div. alleen het 75 en 25 mm geschut, waarvan slechts het laatste speciaal voor anti-vew. geschut is bestemd. Alleen door samenvoeging van den actieven en passieven afweer kan men een oplossing vinden voor de verdediging tegen een modem bewapen den aanvaller.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 85