745
Ir. W. C. Bokhoven, chef van het laboratorium van de N.V. Noritver-
eeniging de „Absorpjtie van gassen en dampen door actieve kool" behandelt
(met literatuur opgave).
Ir. D. J. van Wijk, technoloog bij den Rijksrubberdienst houdt vervolgens
lezing over „Keuring en oplegging van rubberonderdeelen voor gasmaskers"
en behandelt na een beknopte inleiding
a. de chemische keuringseischen en
b. de mechanische keuringseischen.
Hierna spreken Kap. A. Burgdorffer over „Maatregelen tegen luchtaan
vallen in woonhuizen", Ir. L. H. Santer, bedrijfsingenieur der Cokesfabriek
„Emma" van de Staatsmijnen in Limburg, over „luchtbescheming in de
industrie" en Dr. J. H. de Boer over „Eenige grepen uit de mogelijkheden
bij de bescherming van groote industrieele bedrijven met hooge betonnen
gebouwen tegen aanvallen uit de lucht", welke onderwerpen hoewel zeer
lezenswaardig voor onze toestanden en verhoudingen geen nieuwe gezichts
punten bieden.
Ten slotte behandelt Dr. C. W. van Hoogstraten de „Ontsmetting"
Op deze verzameling van voordrachten werd iets dieper ingegaan, aan
gezien het een van de weinige keeren betreft, dat het onderwerp „lucht
bescherming", hoewel van de zijde van den chemicus bekeken, vrijwel
volledig in beschouwing werd genomen. Bestudeering van dit boekwerkje
is dan ook zeer aan te bevelen, mits men daarbij onze Indische toestanden
en verhoudingen niet uit het oog verliest.
Luchtgevaar, Mei 1937.
J. H. van Riesen behandelt „Gegevens voor een organisatieplan" en geeft
een schema van werkzaamheden voor het organiseeren van den luchtbe
schermingsdienst.
Zeer terecht zegt S. dat schema's gevaarlijke dingen zijn, vooral in den
luchtbeschermingsdienstzij kunnen toch zoo gauw tot verstarring leiden,
tot een onwezenlijke organisatie, iets wat juist geheel in strijd moet worden
geacht met de levende kracht, die van de luchtbescherming moet uitgaan.
Zij missen toch, zoo zegt S„ de kleur, die de plaatselijke omstandigheden
aan de organisatie geven en kunnen tot grove dwaasheden en fouten aan
leiding geven.
Men zal zich en dit is in dit tijdschrift reeds meer betoogd om
een organisatieplan te kunnen samenstellen, geheel op de hoogte moeten
stellen van de plaatselijke bijzonderheden, toestanden en verhoudingen. Door
eigen aanschouwing, uitgebreide verkenningen en door middel van talrijke
adviezen van de hoofden van gemeentelijke diensten en leiders van par
ticuliere- (staats-) instellingen en bedrijven zal men zich toch zoo zegt
S. (en zeer terecht) een oordeel moeten vormen over
a. de ligging, den aard, de uitgestrektheid en de omgeving van de gevaar
aantrekkende objecten en de omliggende onveilige en minder onveilige
zones
b. de bevolkingsdichtheid en bouwwijze in de verschillende gedeelten der
stad, den aard der verschillende bedrijven en instellingen, het beloop
van het stratennet en van de verkeershindernissen
c. het verkeer, met het oog op maatregelen inzake de dooving en af
scherming van de verlichting en den bouw en inrichting van openbare
schuilgelegenheid
d. het verbindingsnet en de mogelijkheden tot verbetering van de ver
bindingen