2. DE BRITSCH-INDISCHE N.W. GRENS
door
M. D. SCHAAFSMA
Kapitein der Artillerie.
(Vervolg I. M.T. 1937 nr. 8)
Met 1 bijlage en 1 calque
C. LESSEN, TE TREKKEN UIT DE KRIJGSVERRICH
TINGEN.
Hoewel wij enkele lessen, welke uit de krijgsverrichtingen zijn
te trekken, in het vorige hoofdstuk reeds terloops vermeldden,,
willen wij niet nalaten, hieraan nog enkele bladzijden te wijden.
Tevoren moge hierbij worden opgemerkt, dat vele van de erva
ringen zoo nauw verband houden met de bijzondere omstandig
heden, welke men uitsluitend aan de Britsch-Indische N.W. grens
aantreft, dat zij niet zonder meer van waarde mogen worden geacht
voor elk ander koloniaal gebiedde overige, waarmede zulks wel
het geval is, zijn niet de minst belangrijke en kunnen ook voor
ons een waarschuwing inhouden.
De leiding van de operatiën.
Krijgshandelingen beoogen, het door de politiek gestelde
doel met de sterke arm te bereiken, indien alle andere, vrede
lievende, middelen daarin hebben gefaaldderhalve dient de
politiek den opperbevelhebber dat doel duidelijk, scherp omlijnd,
aan te geven. Juist hieraan heeft het m.b.t. het N.W. grensgebied
nog al eens gehaperd. Niet alleen omdat de tot omstreeks 1920
t.a.v. de grensstammen gevoerde politiek zooals wij later zullen
aantoonen nimmer tot blijvende resultaten kón leiden, doch mede
daardoor, dat zoowel de Regeering in Simla als die te Londen
vaak zelf twijfelden aan de juistheid van de gevolgde gedragslijn
en daarvan herhaaldelijk afweken om later weer terug te krabbelen.
Duidelijk wordt dit geïllustreerd door de correspondentie, welke
in 1894 tusschen den Onderkoning en den Secretary for India werd
774
„Tactics favour the regular armyr
strategy favours the enemy."
Callwell. „Small Wars'"