zoodanig, dat tot ontbinding daarvan moest worden overgegaan
een gunstige uitzondering hierop vormt de Koeram Militia. Wat
echter hulpkorpsen en geregelde troepen gemeen hadden, was
hun praatgraagheid, waardoor bevelen betreffende voorgenomen
acties herhaaldelijk door de non-combattanten aan de bevolking
werden overgebracht. Het eenige middel hiertegen was, de des
betreffende orders niet verder uit te strekken dan tot de officieren,
die den troep eerst na afmarsch met het doel daarvan in kennis
stelden en de gidsen, die meermalen verraad pleegden, geheel
van de troepen geïsoleerd te houden.
Ook de woorden „well trained" in Lord Roberts' opmerking
kan men niet zonder meer voorbijgaan. Wij wezen er reeds op,
welken invloed de geoefendheid van den troep uitoefende op het
vaststellen van het operatieplan en het verloop van den strijd
in Waziristan in 191921. Dit was echter geenszins het eenige
gevalovereenkomstige verschijnselen deden zich tijdens de
Tairah-expeditie voor m.b.t. de Engelsche troepen. Duidelijk
bleek meermalen, dat de troepen om met succes in het bergterrein
te kunnen optreden tegen kwaadwilligen over meer kwaliteiten
dienden te beschikken dan alleen goede geoefendheid in de
normale wijze van oorlogsvoering zij dienden minstens in staat
te zijn aan de vermoeienissen van het strijden in bergterrein het
hoofd te kunnen bieden, in welk opzicht de zelve uit zulk terrein
herkomstige Ghurka's (bewoner van den vazalstaat Nepal op de
hellingen van den Himalaya) in het voordeel waren bij de bewoners
van de vlakten en bij de Engelschen. Om de verzetspartij met haar
eigen methode te kunnen bestrijden was het echter noodig nog
een stap verder te gaan, hetgeen tijdens de Tairahexpeditie ge
schiedde door de instelling van speciale eenheden, Ghurka Scouts.
De hiertoe behoorende soldaten werden van alle eenigszins te
missen uitrustingstukken ontlast en traden, slechts voorzien van
hun geweer en zoo gevreesde mes bij nacht vaak alleen van het
laatste den vijand tegemoet en wisten met succes door het
leggen van hinderlagen grootendeels een einde te maken aan de
nachtelijke overvallingen. Gezien dit feit vraagt men zich wederom
af, waarom de Engelschen er nimmer, ook in den beginne niet,
zijn toe overgaan, op g'roote schaal op de beschreven wijze op
te treden.
Van de Engelsche troepen kan men voorts nog zeggen, dat zij
in den strijd de ruggegraat van het leger vormden indien de
lezer de bijlage I nogmaals in oogenschouw neemt, zal hij ontwaren,
dat bij expedities van eenigen omvang en tegen een vijand, van
wien ernstigen tegenstand kon worden verwacht, steeds een
zoodanig aantal Britsche eenheden werd ingedeeld, dat de ver
houding tot de Britsch-Indische niet daalde beneden die van
1 4, ja soms zelfs steeg tot 1:1.
786