Tot zoover dus de wetgever. Thans het betoog van Prof. Eigeman „Tegen het argument, dat de bepaling onnoodig is, zou ik dezelfde redeneering willen volgen als in de Memorie van Toe lichting ad art. 85 voor een dergelijk geval gegeven wordt Wetgever„Strict genomen behoeft hiervan geen gewag te worden gemaakt, aangezien hij, die naar den vijand overloopt, reeds krachtens art. 59 zal kunnen worden gestraft Want de vrees is niet ongegrond, dat de weinig of niet ontwik kelde soldaat, die zich met wetsinterpretatiën niet ophoudt, uit het stilzwijgen der wet maar al te licht verkeerde gevolgtrek kingen zou maken. Het is beter, dat de jurist een bepaling over bodig acht, dan dat de militair er eene mist".2 Prof. Eigeman „Hoeveel te grooter moet de vrees hier zijn (in het geval van de twee bevelen D.), waar de soldaat zijn straffe loosheid moet afleiden uit een moeilijk leerstuk van het burgerlijk wetboek van strafrecht Prof. Eigeman vervolgt„De kracht van het argumentum a contrario is, naar ik meen, aan eenigen twijfel onderhevig de algemeene regel, gegeven in art. 40 Swb., dat niet strafbaar is' hij, die in noodtoestand eenig feit begaat, geldt ook in het militaire strafrecht. Wordt de niet-strafbaarheid in sommige gevallen van noodtoestand geregeld, dan zal men voor de niet genoemde geval len toch zijn toevlucht moeten nemen tot art. 40 Swb. en dus ook voor die gevallen van noodtoestand niet-strafbaarheid aannemen." „Het voordeel van de opname van zulk eene, misschien niet volstrekt noodige, bepaling als door de Commissie is voorgesteld, zou dan bovendien dit kunnen zijn, dat de militair bij het doorle zen van zijn wetboek zich in een dergelijk moeilijk geval duidelijk zijn plicht voor oogen gesteld zal zien, en dus niet zal aarzelen om te besluiten welk bevel hij op zal volgen, een voordeel welks militaire waarde niet ontkend kan worden." Prof. Eigeman schroomt ook niet zijn meening in een wets artikel uit te drukken als volgt„Niet strafbaar is de militair, die ingeval van twee tegenstrijdige bevelen, dat bevel opvolgt, hetwelk naar zijn opvatting het meest gewichtig is." Nu de vraag c.: hoe heeft de mindere te handelen, wanneer door veranderde omstandigheden het gegeven bevel de beoogde uitwer king niet meer kan hebben Deze vraag is in de Militaire Com missie uitvoerig besproken zij stelde een bepaling voor, luidende „Als niet schuldig aan eenig misdrijf kan worden vrijgesproken de bevelhebber, die in oorlogstijd op eigen inzicht en verantwoor delijkheid afwijkt van de bevelen, hem van hoogerhand gegeven, omdat hij op goede gronden in de meening verkeert, dat de 3) Hier wordt dus de wetgever met zijn eigen argumenten bestreden. D. 2) Dezerzijds gecursiveerd. D. 793

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 39