4. DE REORGANISATIE VAN ONZE REGIMENTEN INFANTERIE. IN WELKE MATE EN OP WELKE WIJZE KAN HET LEGER NOG VERDER UITGEBREID WORDEN door R. B. VAN DIJKEN, Kapitein van den Generalen Staf. De vreugde over het aantreffen van een artikel van de des kundige hand van den kapitein van den Generalen Staf Jhr. J. M. R. Sandberg n.a.v. van de in de eerste aflevering 1937 van dit tijdschrift geleverde beschouwing aangaande de gewenschte reorganisatie van de regimenten infanterie werd ietwat getem perd door enkele tegenstellingen, welke schrijver in zijn betoog opwerpt, welke tegenstellingen in wezen óf niet bestaan, óf op verschil van inzicht inzake de financieele en personeele mogelijk heden voor onze legerorganisatie berusten, welke laatste vraag stukken kapitein Sandberg evenwel in het geheel niet aanroert. Aangezien deze controverse van zeer principiëelen aard is, was het niet mogelijk hoewel wij door kapitein Sandberg in staat werden gesteld kort voor het afdrukken van zijn artikel kennis te nemen onmiddellijk van antwoord te dienen. Wanneer dit thans geschiedt, schijnt het het meest overzichtelijk, daaraan den vorm te geven van een soort eliminatieproces, waarbij door con stateering van de zaken, waaromtrent overeenstemming bestaat, tenslotte het voornaamste verschil van opvatting als belangrijkste punt van bespreking overblijft. Punten van overeenstemming en enkele minder belangrijke verschillen van inzicht. Geen verschil van meening bestaat, omtrent de noodzakelijkheid onze infanterie beter van mitrailleurs, krombaan-, luchtdoel- en pantserafweerwapens te voorzien en de wenschelijkheid de orga nisatie van de fuselier-compagnie te herzien. Voor wat betreft de krombaan wapens in bataljon en compagnie of sectie constateeren wij algeheele overeenstemming. Ten aanzien van de door ons gewenschte regiments-mortieren doet het vreemd aan te lezen, dat kapitein Sandberg die in zijn verdere betoog 800

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 46