antwoord daarop do bijzoncloro aandaclit moondo to mooton vestigen. Generaal Boerstra sprak n.a.v. hetgeen door de leden ter zake was opgemerkt als volgtx) 819 Mijnheer de Voorzitter De Regeering wil beginnen met te consta- teeren, dat het haar goed deed, dat, toen de in de motie behandelde kwestie aanvankelijk aan de orde werd gesteld, en ook bij de behan deling van de begrooting, met geen woord over de vertrouwenskwestie is gesproken. Dat deed de Regeering goed en Zij heeft Zich er ook van onthouden erover te spreken. Daarom doet het de Regeering leed, dat bij de behandeling van de motie de heer Soetardjo de vertrou wenskwestie wel ter sprake heeft gebracht deze vertrouwenskwestie behoort geheel buiten de aangelegenheid te blijven. Verder is het gewenscht, dat men ook overigens de zaak zuiver houdt. Het gaat hier om de Inheemsche militie en de voorsteller heeft duidelijk gezegd, dat het hem gaat om de kwestie van den dienstplicht. Dat is ook zoo, Mijnheer de Voorzitter, de uitdrukking „een vrijwil lige dienstplicht" is een contradictio in terminis. Ik heb er al op gewezen, dat, wanneer een legeruitbreiding noodig is, van dien aard, dat deze volgens het geldende systeem te kostbaar zou worden, er een methode bestaat, vrijwilligers voor een beperkt dienstverband van eenige jaren te doen aannemen en daarop een zekeren reservetijd te doen volgen. Dat is een vrijwilligers-systeem, dat toch in alle opzichten overeenkomt met wat anderen een vrijwil lige militie noemen, een woord, dat ik echter minder juist acht. Het wil mij voorkomen, dat, wanneer men voor deze motie stemt, men daarbij doelt op militieplicht, op de basis van art. 167 der Indische Staatsregeling. (De heer Van HelsdingenMaar dat hebben verschillende leden toch ontkend Zij willen het niet zien als een Inheemsche militie, maar als een vrijwillige militie). Mijnheer de VoorzitterIk vind, dat men de zaak niet zuiver houdt, wanneer men haar zoo stelt. Men kan hebben een stelsel van vrijwil lige dienstneming op kort verband waarbij een reserve gevormd wordt en een ander stelsel, dat van dienstplicht naar de bedoeling van de voorstellers der motie. Men moet deze twee zaken niet door elkaar halen als men dit doet, wordt de stemming onzuiver. De bezwaren, die de Regeering voelt, zijn met opzet in eersten termijn, voorzoover het een ruime militie betreft, uitvoerig uiteen gezet en in tweeden termijn zijn de bezwaren, die de Regeering tegen een beperkte militie heeft, medegedeeld. Ik zal er niet weer in treden, maar uit hetgeen daar is gezegd blijkt, dat er hier voor de Regeering geen probleem of vraag is het vraagstuk is door haar in alle richtin gen onderzocht. Zij weet, hoe Zij tegenover deze kwestie staat, zoowel tegenover een ruim opgezette militie als tegenover het alternatief daarvan, een beperkte militie. Waneer men zegt „beperkte militie" weet men nog nauwelijks, waar men aan toe is zelfs een beperkte militie neemt al gauw zulk een omvang aan, dat ze veel geld kost men weet wel waar men begint, maar niet waar men eindigt. Daarop is hier vroeger ook al van regeeringszij de gewezen. De bezwaren tegen een beperkte militie zijn van financieelen aard, evenzeer als dit geldt voor een ruimer opgezette militie zij zijn voorts van organisatori- schen en van socialen aard. Handelingen V.R. blz. 919 en 920.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 65