838 Echter zou aldus den vijand als regel niet kunnen worden belet, de hand te leggen op bepaalde deelen van ons territoir, indien zulks in zijn voor nemen mocht liggen. b. Het leger kan slechts het hoofdeiland Java en enkele vitale objecten in de buitengewesten (de olie-vind- en opslagplaatsen) rechtstreeks verde digen het moet tot dat doel, aangezien door onze relatief zwakke vloot het meesterschap ter zee niet kan worden gewaarborgd, deze objecten reeds tijdig vóór het uitbreken van het conflict hebben bezet. Daar echter meer en meer ook andere deelen van ons territoir in de buitengewesten, dan de in de defensiegrondslagen van 1927 vermelde olie-vind- en opslagplaatsen Tarakan en Balikpapan, kans hebben aan een agressie bloot te staan, zou zulks met zich mede brengen, dat al deze gebieden met troepen zullen moe ten worden bezet. Zulks zou echter tot een zoodanige versnippering van krachten leiden, dat een dergelijke oplossing tactisch onaanvaardbaar moet worden geacht. c. De eenige oplossing om uit deze impasse te geraken, is het vormen van een over groote afstanden snel verplaatsbare macht, welke tevens in staat is in alle deelen van cnzen Archipel op te treden. De vorming van een dergelijke mobiele macht wordt mogelijk gemaakt door het groote werkingsbereik, de groote snelheid en de hoog opgevoerde gevechtskracht der moderne meermotorige gevechtsvliegtuigen. Gelet op de omstandigheid, dat een vijandelijke invaller als regel met een transportvloot zal moeten komen, is een dergelijke mobiele macht niet alleen van een groote preventieve waarde, doch ook een geducht werktuig met een aanzienlijke in zich opge hoopte gevechtskracht. Bij de verdediging van Ned.-Ind. neemt dus het luchtwapen in onze verhoudingen, een zeer bijzondere plaats in. Daarom wil S. dit luchtwapen niet binden aan eenig deel van de weermacht, daar hij vreest, dat het alsdan binnen een voor zijn mogelijkheden te beperkt kader wordt gehouden. S. acht het daarom juister aan dit luchtwapen een eigen organisatie te geven, opdat het bij zijn oefening, zijn samenstelling en zijn gebruik niet zal worden belemmerd door de beperkte doeleinden, welke voor de luchtstrijdkrachten, bij een organieke indeeling bij leger en vloot, zouden zijn weggelegd. Op deze gronden bepleit S. dan cok de schepping van een „onafhankelijke" luchtmacht, georganiseerd naast zee- en landmachtS. ontveinst zich hierbij niet, dat de, technisch te verdedigen maar tactisch niet te rechtvaardigen onttrekking van de in feite organiek bij leger en vloot behoorende lucht strijdkrachten, een bron van moeilijkheden en van voortdurende wrijvingen kan opleveren, in dien zin, dat de mogelijkheid niet uitgesloten moet worden geacht, dat leger en vloot bij de uitvoering van hun specifieke taak, niet te allen tijde over de door hen noodig geoordeelde vliegtuigen kunnen beschikken. Het valt te betreuren, dat S. bij de behandeling van de motieven, welke hem er toe hebben gebracht, de vorming van een onafhankelijke luchtmacht te bepleiten, slechts volstaat met de vermelding van laatstgenoemd, aan een dergelijke organisatie verbonden, nadeel. Het betoog van S. heeft daardoor weinig'objectieve waarde, temeer, daar S. de voornaamste redenen, welke in onze verhoudingen tegen een dergelijke onafhankelijke luchtmacht pleiten, onbesproken laat. In de eerste plaats is daar de taak van het leger. S. ziet geheel over het hoofd, dat, aangezien een tegenstander, bij welken vorm van agressie ook, steeds over zee zal moeten komen, de verdediging van Ned.-Ind. grondgebied, het beletten dat de tegenstander de hand legt op deelen van ons territoir, in wezen een vraagstuk is van kustverdediging in ruimen zin. S. duidde er reeds op, dat het tactisch onaanvaardbaar is, de grondstrijdkrachten te versnipperen over al die deelen van onzen uitgestrekten Archipel, waarop een aanvaller eventueel de hand zou kunnen leggen. Dit is juist, en daarom is voor onze defensie dan ook gegrepen naar het vliegtuig, en wel naar den modernen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 84