839
snellen bommenwerper met grooten actieradius, welke, naast verspreiding
van opstelling, een zeer snelle concentratie van krachten toelaat boven
elk bedreigd punt van onzen Archipel, ten einde evenbedoelde kustverde
diging op een doeltreffende en tactisch juiste wijze te kunnen voeren. Deze
slagluchtmacht van bommenwerpers maakt evenwel een onverbrekelijk deel
uit van die kustverdediging, verdediging dus van grondgebied, behoorende
tot de taak van het leger. Maar ook bij de vloot zien wij in onze verhoudingen
een dergelijk onverbrekelijk verband tusschen het vliegtuig en de zee
strijdkrachten. Immers zooals reeds door S. is aangestipt zal bij den
aanvang van een conflict de vloot met behulp van de te harer beschikking
itaande vliegbooten (zeeverkenners) de zeetoegangen tot onzen Archipel heb
ben te bewaken, en ook in een later stadium, bij den strijd op s vijands vei -
bindingen, zal een organieke indeeling van watervliegtuigen bij de vloot
voor de actie onontbeerlijk zijn. Hieruit moge blijken, dat een onafhankelijke
luchtmacht naast leger en vloot in tactisch en strategisch opzicht geen
zin heeft, daar bij mobilisatie deze onafhankelijke luchtmacht dadelijk uiteen
zou vallen in twee deelen, n.l. in de luchtstrijdkrachten, ingedeeld bij het
leger voor de doeltreffende uitvoering van de hierboven geschetste leger-
taak, en in de luchtstrijdkrachten (vliegbooten) ingedeeld bij de vloot voor
de juiste uitvoering van haar taak. Alleen een doellooze en kostbare
vredesoverkapping van de luchtstrijdkrachten van marine en leger zou dus
overblijven. Een optreden van de luchtmacht, onafhankelijk van leger en vloot
volgens de beginselen van den It. gnl. Douhet, is in onze verhoudingen
ten eenenmale onbestaanbaar.
Echter niet alleen in tactisch en strategisch opzicht is in onze verhou
dingen een „onafhankelijke" luchtmacht ondoelmatig, ook uit een oogpunt
van jtechnische instandhouding en van persooneelsvoorziening geeft zij
geen voordeelen. Immers de taken, welke t.b.v. onze defensie aan de
luchtstrijdkrachten van leger en vloot zullen moeten worden opgedragen
zijn in wezen dermate van elkander verschillend (en als gevolg daarvan
mede het type en de constructie van het vlg. en de eischen daaraan te
stellen), dat van een samenvoeging van de vliegdiensten van leger en
marine, zoowel uit technisch- als uit personeelsoogpunt geen rationaliseering
zal zijn te verwachten. Voorts zal een centralisatie van werkplaatsen en
andere inrichtingen voor de materieel-instandhouding breken met het tot
dusver gehuldigde, krijgskundig juiste, beginsel van verspreiding, waar
door het risico bij vijandelijke luchtaanvallen wordt verdeeld.
Vervolgens komt S., doorbordurende op het stramien van de „onafhan
kelijke" luchtmacht voor Ned.-Indië, tot de uitspraak, dat voor Nederland
en Koloniën de vorming van een „Staatsluchtmacht" is aangewezen. Zulks
op grond van het feit, dat de vorming van een zelfstandige luchtmacht
eerst dan volledig tot haar recht zal kunnen komen, indien zij voor het
geheele Rijk der Nederlanden volgens een systematisch aanbouwplan en
volgens éénhoofdige richtlijnen van defensiebeleid wordt geëntameerd. Hier
door zou volgens S. het zeer overwegende voordeel worden verkregen,
dat alsdan voor de nationale vliegtuigindustrie de mogelijkheden worden
geopend om de gewenschte proto-typen te construeeren en aan de practijk
te toetsen. Volgens S. worden hierdoor twee vliegen in één klap geslagen,
n.l. bevordering van de nationale vliegtuigindustrie en onafhankelijkheid
van het buitenland m.b.t. de materieelaanvulling in oorlogstijd.
Hoe aanlokkelijk de oplossing van S. den buitenstaander ook op het
eerste gezicht moge toeschijnen, sluit zij niettemin zoovele bezwaren in
zich van zulk overwegenden aard, dat deze hier o.i. niet onbesproken
mogen blijven. In de eerste plaats is voor ons de vorming van een „Staats
luchtmacht" uit krijgskundig oogpunt te veroordeelen. Immers door de
groote onderlinge afstanden van de samenstellende deelen van het Rijk
is het onmogelijk partij te trekken van het aan een centralisatie van lucht
strijdkrachten kenmerkende voordeel, dat deze met het gros daar worden