848
De bat.cdtn. hebben niet veel tijd, zij moeten op het eerste gezicht hun
troepen opstellen en de afweerwapens gereed stellen de uitgangen van de
terreinvoorwerpen, welke zijn bezet, worden afgesloten met karren en ter
plaatse aanwezige landbouwwerktuigen. De art. komt in de nabijheid van
den marschweg in stelling en bereidt zich ook voor op eigen verdediging.
Indien de opdracht een oponthoud van eenigen duur niet gedoogt, of
de ontmoeting met den gemechaniseerden vijand tusschen twee haltelijnen
is te verwachten (3e geval) moet het anti-vew.-geschut. dat bat.gewijs over
de ruim geëcheloneerde divisie is verdeeld, stuksgewijze worden verplaatst,
zoodat tenminste 1 stuk steeds de voorste afdn. kan beschermen.
In een 4e geval behandelt S., de verdeeling van de troepen en den inzet
van het anti-vew.geschut bij een directe rivierverdediging en een vertragende
actie, welke overgaat in een hardnekkige verdediging.
In het derde deel van deze belangwekkende studie geeft Kap. Brouillard
eenige algemeene beschouwingen n.a. van de door hem behandelde gevallen.
De indeeling van het 25 mm anti-vew.geschut (27 stun, per inf. divisie)
maakt de inf. paraat tegen gemech.vij.afdn. van beperkten omvang, mits
de inf. zich kan vrijwaren tegen verrassingen. Voor verkennende en bevei
ligende afdn. moet het 25 mm geschut op auto's worden vervoerd.
Men is door indeeling van anti-vew.geschut wel tot afweer in staat, maar
dit is slechts een passieve verdediging. Zoodra een zwakke vij. gemech.
afdeeling aan den horizon wordt gemeld, wordt de vrijheid van handelen
van een in beweging zijnde troep ernstig beperkt.
Ten einde den troep, niet alleen onder gunstige omstandigheden, te vrij
waren tegen verrassing en den commandant zijn bewegingsvrijheid te
verzekeren, is het noodig dat het anti-vew.geschut een schootsveld van
360° heeft, dat het snel verplaatst kan worden en dat het ook in beweging
zijnde gedekt is tegen inf.vuur. Aldus komt S. tot de conclusie dat een
met anti-vew.geschut bewapende vechtwagen voor de inf.divisie noodig is.
Uit de „Chronique des Revues Militaires Etrangères", halen we het vol
gende aan uit een bespreking van een artikel in de Inf.Journal (Maart/April
1936) handelende over de bescherming tegen vlg.aanvallen op inf.treinen.
De beschieting op de av.vlgn. kan geschieden door
le. afdn., welke speciaal zijn georganiseerd voor afweer van vlgn.,
2e. door detachementen afkomstig van de eenheid, waartoe de trein behoort,
3e. door wapens, welke organiek tot den trein behooren.
Het tweede middel is verwerpelijk, omdat het den troep aan zijn eigenlijke
taak onttrekt, het eerste middel zal in de meeste gevallen niet beschikbaar
zijn. Op gevaarlijke plaatsen zal het derde middel veelal niet krachtig
genoeg zijn. Niet altijd zal voor verplaatsingen van den nacht gebruik kunnen
worden gemaakt. Vermeend wordt dat een bat., hetwelk een cie. van 12
mitm. heeft, zich afdoende tegen aanvallen in scheervlucht kan beschermen.
Een sie.mitr. kan den marschweg over een afstand van ongeveer 1500 m
beschermen, terwijl door de motoriseering van deze mitr. tenminste één
verplaatsing per uur wordt mogelijk geacht, aldus bewaken 12 mitr. een
colonnelengte van 4 km. Aangezien het zelden noodig zal zijn aldus den
geheelen weg te beschermen, kan men den afweer op de gevaarlijkste
plaatsen versterken.
Allgemeine Schweizerische Militdrzeitung. Juni 1937.
„Gegenwartsprobleme der Infanterie unter Berücksichtigung unseren
bisonderen Verhaltnisse"
Gustav Daniker behandelt in een belangwekkende voordracht eenige
gedachten over de Zw.defensie, welke onze aandacht alleszins waard zijn.