849 Met het oog op de wapenwerking is er een uitgesproken verschil tusschen wapenen van offensieve en defensieve kracht. In algemeenen zin heeft de inf. te weinig materieele aanvalskracht. Hoe de inf. ook bewapend wordt, zij blijft voor den aanval de ondersteuning van alle zusterwapens noodig hebben. De na-oorlogsche mil. literatuur beweegt zich hoofdzakelijk om de vraaghoe de inf. haar aanvalskracht te hergeven. S. noemt Liddel Hart consequent in zijn voorstel tot een splitsing in lichte (offensieve) en zware (defensieve) inf. De ontwikkeling van den vew. maakt dit strijdmiddel hoe langer hoe meer los van de inf., ongeacht de poging in het Fransche „emploi tactique des grandes unités" om het innige contact van gemechan. troepenafdn. met de inf. vast te leggen, door gnl. Eimannsberger getypeerd als „gigantisches Miszverstandniss". Er zijn, aldus Daniker maar twee oplossingen I. den oorlog in te gaan met een zeer bewegelijk, aanvalskrachtig, met offensieven geest bezield leger, dat in staat is tot manoeuvreeren en tot het aangrijpen van iederen tegenstander, die het land binnendringt; II. den oorlog te voeren met een defensief optredend leger, dat zich uit sluitend op den afweer instelt. I zou beteekenen een grondige verschuiving van krachten, omdat dan noodig is een geweldige vermeerdering van de art., van het luchtwapen en het vormen van gemech. eenheden, dit zou in Zwitserland slechts mogelijk zijn ten koste van de inf. Maar een dergelijk inf.arm leger zal groote land streken moeten pdijs geven, om bij een gunstige gelegenheid den indringer aan. te grijpen en er uit te werpen, bovendien heeft dat leger een zoodanige scholing noodig als alleen met beroepstroepen is te verkrijgen. II eischt een krachtig defensief bewapend leger, met een groote sterkte aan inf. (Die groote sterkte aan inf. is o.i. evenzeer voor I noodig, daar moet echter het aantal aanvalswapens eveneens groot zijn om aan te vallen moet men nu eenmaal altijd ongeveer 3 X sterker zijn dan de verdediger, althans als deze gelegenheid heeft gehad zich ter verdediging in te richten). S. eischt voor Zwitserland stelsel II „alle Waffen haben den Abwehrkampf der Infanterie dienstbar zu sein". Voor de bewapening van de inf. komt S. tot de slotsom, dat zij in de eerste plaats lt. en zw.mitr. behoeft. Mortieren voor de sie. en de cie. acht hij niet noodig. „denn es hat keinen Sinn, die Infanterie offensivkraftig zu bewaffnen, ohne dass die Armee über die entsprechende Tanks, Geschütze und Flieger verfügt". In de hoogere inf.echelons zijn mijnenwerpers wel degelijk noodig, ook voor de verdediging. Het dringendst is echter de ver sterking van het tankafweergeschut, dat S. niet bij het bat. maar regiments- gewijs ingedeeld wil zien. Op welke wijze het leger voor zijn afwerende taak moet worden voorbereid wordt in het laatste gedeelte van de voordrach,, behandeld. S. eindigt met de waarschuwing om met de beschikbare middelen niet meer te willen doen dan mogelijk is. „Nicht mehr scheinen wollen, als man ist und sein kann, muss zur Grundlage aller Reformer unseres Wehrwesens gemacht werden". (Bij de beoordeeling van Daniker's gedachten moeten wij wel bedenken, dat onze omstandigheden geheel anders zijn onze primaire taak dwingt ons al tot een opleiding in offensieven zin, terwijl wij bij het optreden tegen buitenlandsch geweld te maken hebben met een tegenstander, die van overzee komt, zoodat de kans voor ons groot is hem aan te grijpen, aleer hij al zijn afweermiddelen op de juiste wijze in werking kan stellen. Deze kans aan te grijpen is echter alleen mogelijk, wanneer we over voldoende aanvalsmiddelen waarvan o.i. de inf. toch de belang rijkste kracht moet zijn beschikken). Tk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 95