De Bedoeïn mocht in naam een Soeniet of een Wahabiet zijn,
of wat anders ook in het Semietische register, dat liet hem vrij
onverschillig zoo ongeveer als de wakers aan Zion's poort die
bier dronken en om Zion lachten omdat zij Zionisten waren.
Iedere individueele nomade had zijn geopenbaarde godsdienst,
niet vastgelegd in woorden, traditie of uitdrukking, maar instinc
tief in zich daardoor kregen wij al die Semietische belijdenissen,
die in karakter en inhoud de klemtoon legden op het ledige
van alle wereldschheid en op de volheid Gods. In overeenstem
ming met macht en gelegenheid van den geloovige was dan hare
wijze van uitdrukking.
De dwaler in de woestijn kon door zijn geloof geen invloed
verwervenhij was nooit prediker noch volgeling geweest. Hij
kwam tot dit intense opgaan van zichzelf in God door zich van
de wereld af te sluiten en van alle ingewikkelde innerlijke
mogelijkheden, welke slechts door aanraking met weelde en ver
leiding te voorschijn konden worden gebracht. Daarmede bereikte
hij een zeker en machtig vertrouwendoch hoe beperkt in om-
vang. Zijn onvruchtbare ervaring beroofde hem van erbarmen
en vervormde zijn menschelijke vriendelijkheid naar het beeld
van de naakte ledigheid, waarachter hij zich verborg. Dienover
eenkomstig kwetste hij zich zelf, niet alleen om vrij te zijn, maar
om zich zelf te behagen. Dan volgde een verheerlijking van het
lijden, eene wreedheid welke hem meer was dan aardsche goe-
deien. De Arabier uit de woestijn kende geen grootere vreugde
dan die van de vrijwillige ontzegging; hij schepte behagen in
verloochening, ontzegging en zelfbeperking en maakte de naakt
heid des geestes even zinnestreelend als die des lichaams- Hij
redde zijn eigen ziel, misschien, en zonder gevaren, maar ten
koste van hard egoïsme. Zijn woestijn werd tot een geestelijke
ijskast, waarin voor eeuwig een beeld van Gods eenheid werd
bewaard, intact maar onverbeterd.
Somtijds konden de zoekers uit de buitenwereld voor korten
tijd daarheen gaan, en van dien tijd af onbevangen schouwen
naar het geslacht dat zij wilden bekeeren.
Voor de steden was de godsdienst van de woestijn niet bruik
baar hij was te vreemd, te simpel, te ontastbaar voor export
en algemeen gebruik. De gedachte, het grondgeloof van alle
Semietische belijdenissen was daar wachtende, doch moest afge
zwakt worden om voor ons begrijpelijk te zijn. De schreeuw van
een vleermuis was te schel voor veler oorde woestijngeest
echter ontvlood door onze grovere weefselen. De profeten keerden
uit de woestijn terug na hun vluchtigen blik op God, en toonden
door hun getint medium als door een donker glas iets van
de majesteit en schittering, welker volle waarneming ons zou
verblinden, verdooven, verstommen, ons zou onderwerpen als zij
872