den Bedoeïn had gedaan hem als een vreemde terzijde stellend,
als iets aparts.
De discipelen, die trachtten zich zeiven en hunne naasten van
alles te ontdoen naar 's Meesters woord, struikelden hier over
de menschelijke zwakheden, en faalden. De dorps- of stadmensch
moet om te leven zich eiken dag vullen met de genoegens welke
verwerving en opstapeling hem verschaffen, en bij wijze van
reactie de grofste en meest materialistische mensch worden. De
schitterende verachting van het leven, welke anderen leidde tot
de naaktste ontzegging, bracht hem tot wanhoop hij verspilde
zich zelf achteloos, als een verkwister, en holde door zijn aardsche
leven in jagend verlangen naar het einde. De Jood in de Metropool
van Brighton, de vrek, de aanbidder van Adonis, de wellusteling
in de bordeelen van Damascus, waren de zelfde producten van
de Semietische geschiktheid tot genieten, en uitdrukkingen van
den zelfden prikkel, welke ons aan de andere pool de zelf
verloochening bracht der Essenen, of de eerste Christenen, dan
wel de eerste Kaliefen, die den weg naar den hemel het minst
belemmerd dachten voor de armen van geest. De Semiet weifelde
tusschen begeerte en zelfverloochening.
Men kon Arabieren gemakkelijk voor een denkbeeld winnen,
want de onbedorven trouw van hun geest maakte hen tot gehoor
zame dienaren. Geen van hen zou aan zijn bondgenootschap
trachten te ontkomen voor het succes was bereikt, en daarmede
de verantwoordelijkheid en de verplichtingen en de verbinte
nissen. Dan was het denkbeeld verdwenen en eindigde het werk
in puinen. Zonder belijdenis konden zij aan alle vier hoeken van
de wereld worden gevoerd door hun de rijkdommen en de genoe
gens van de aarde te toonen; maar als zij dan onderweg den
profeet van een denkbeeld ontmoetten, die geen plaats kon wijzen
om het hoofd ter ruste te leggen en die voor zijn voedsel afhan
kelijk was van de liefdadigheid, dan zouden zij al hun weelde
in den steek laten voor zijn inspiratie. Zij waren onverbeterlijke
kinderen van het idee, zwak en kleurenblid, voor wie lichaam
en ziel voor immer onverzoenlijke tegenstellingen vormden. Die
ziel was vreemd en duister, vol van inzinkingen en vervoeringen,
zonder regelmaat, maar met meer gloed en vruchtbaarder in
gelooven dan eenige andere ter wereld.
Zij waren een volk van plotselinge bewegingen, voor wie het
abstracte de sterkste beweegreden vormde terwijl de beweging
zelve getuigde van onbegrensde moed en inspiratie, en het einde
toch niets bracht. Even weinig stabiel als water waren zij, en
evenals water zouden zij uiteindelijk misschien zegevieren.
Sinds het dagen van het leven hadden zij zich in opvol
gende golven gestort tegen de kusten des vleezes. Elke golf was
daarop gebroken, maar nam evenals de zee telkenmale een
873