nachtelijke vuurovervallen hadden bloot gestaan, in paniek geraakten en op zenuwachtige wijze terug schoten met geweren en mitrailleurs, ja, zelfs met geschut. Steeds is gebleken, dat aan die nachtelijke schietpartijen slechts op afdoende wijze een einde was te maken door offensief optreden, niet door een wel eens in strijd met de voorschriften toegepasten patrouillegang, welke het aantal verliezen slechts deed toenemen, doch door het leggen van hinderlagen. (Zie hetgeen op blz. 786 is medegedeeld omtrent de Ghurka Scouts). Het terugtrekken van de vorenbedoelde piquets en de eerder genoemde staande flankdekkingen, de herhaaldelijke onnoodig uitgevoerde terugmarschen na bereiking van het gestelde doel l) of na uitvoering van een vernieling, alsmede terugtochten zooals in Tairah na half December 1897, in de Tochivallei en uit Wana in 1919, waren immer uitermate moeilijke en verliesrijke hande lingen, niet in het minst, omdat men tegenover den zich aan geen conventie betreffende de behandeling van gewonden storenden vijand verplicht was, alle gekwetsten en zoo eenigszins mogelijk ook de gesneuvelden mede te voeren. Kon en moest men in vlak terrein den opdringenden vijand nog door een, echter vooral niet tè ver doorgevoerden, tegenaanval terugwijzen, in het bergterrein was zulks uitgesloten. Daar bereikten de van nature en bovendien door geen bepakking gehinderde verzetslieden maar al te vaak de prijsgegeven toppen of iden terugtochtsweg beheerschende punten voordat de afdeelingen, welke deze juist hadden verlaten, zich in een terreinafscheiding konden dekken. Het met moor dende juistheid door den vijand afgegeven vuur had niet zelden tengevolge, dat deze troepen, in hun bewegingen geremd en in gevechtskracht verzwakt door de mede te voeren dooden en gewonden 2) voor- noch achteruit konden. Groot is dan ook het aantal gevallen, waarin dergelijke ongelukkige detachementen geheel werden afgesneden en in den pan gehaktsoms werd het mankeeren van deze troepen eerst bemerkt bij het appelhouden in het bivak. Na de eerste droevige ervaringen op dit gebied weder een gevolg van de wijziging in 's vijands bewapening 883 1) Naar aanleiding van het loslaten van den op 18 October 1897 met geringe verliezen veroverden Dargaipas, welke op 20 October ten koste van bloedige offers weder moest worden vermeesterd teneinde den opmarschweg vrij te maken, merkte een Engelsch schrijver op dat „the moral effect of this advance was lost bij our usual tactics of returning from a position as soon as tahen" (cursiveering van ons). 2) De doolie bearers tandoedragers gingen natuurlijk niet mee in voorste lijn. Geraakte nu een soldaat gewond, dan moest hij door zijn Strijdmakkers worden vervoerd, hetgeen een verlies aan strijdkrachten beteekende van vijf man, daar er twee noodig waren om den gewonde te dragen en twee andere voor het meenemen van de wapens van de overige drie

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 21